XVe Nederlandsch taal- en letterkundig congres.
(Zie blz. 162.)
Bij het naslaan van onze afleveringen voor het opmaken van den bladwijzer over het verloopen jaar, hebben wij met groote verbazing bevonden, dat het slot van ons beknopt overzicht der werkzaamheden van het xve Nederlandsch taal- en letterkundig congres te zijnen tijd niet in onze kolommen was verschenen. Uit onze navorschingen is gebleken, dat het artikel, na gezet en in proef gegeven te zijn geweest, bij vergissing achtergelaten werd. Dit verzuim, welk ons ten zeerste spijt, herstellen wij zooveel mogelijk door de korte opgaaf van de volgende beslissingen, in algemeene vergadering van 30 Augustus genomen:
1o Den minister van binnenlandsche zaken te verzoeken de inrichting te begunstigen van museums van oudheden in steden van tweeden en derden rang en het onderwijs der teekenkunde verplichtend te maken; 2o de gemeenteraden te verzoeken de oude monumenten in den oorspronkelijken bouwtrant te herstellen en rekenschap te houden van den ouden stijl in de nieuwe openbare gebouwen; 3o benoeming eener commissie voor de Nederlandsche vertaling der kunstwoorden van de bouwkunde; 4o den minister van binnenlandsche zaken te verzoeken, de onderwijzers aan te sporen zuiver Nederlandsch te spreken; 5o de medewerking van het Nederlandsch tooneelverbond te vragen om te geraken tot de oprichting in België eener Nederlandsche tooneelschool; 6o de geestelijke overheden te verzoeken, predikanten en onderwijzende priesters aan te wekken tot het spreken van zuiver Nederlandsch.
Tot het volgende congres werden voorbehouden het voorstel Ten Brink (oprichting eener maatschappij van Nederlandsche letterkundigen), het voorstel ter oprichting eener maatschappij van tooneelschrijvers en tooneelisten en het voorstel Cornette (stichten eener staathuishoudkundige afdeeling).
Uit een verslag van den heer M. van Lee bleek, dat de Nederlandsche regeering een hulpgeld voor de oprichting van een gedenkteeken van Kiliaan (te Duffel) had geweigerdGa naar voetnoot(1).
Met eene redevoering van den heer Van Vloten over Brussel in 1576 en 1876 en het betuigen van dank aan den koning der Belgen, aan het Brusselsch gemeentebestuur en den Nederlandschen gezant, liep het congres af, behoudens dat de leden des avonds ten 9 ure in den dierentuin nog eens genoegelijk samenkwamen rond eenen feestdisch.