De Ombu.
Het Duitsche tijdschrift Ausland geeft eene beschrijving van een hoogst merkwaardigen boom, welke aangetroffen wordt in de Argentijnsche republiek. Zijn naam is Ombu. De knoestige wortelen des booms breiden zich boven den grond uit en vormen dikwijls schaduwrijke holen, toevluchtsoorden voor den reiziger. Hij vormt het eenig voorwerp, dat de eentonigheid der grasvlakte afbreekt. In zijne buurt staan meest altijd huizen (leemen hutten van den gastvrijen Argentijnschen boer); op 't land dient hij als wegwijzer; de kustvaarders gebruiken den boom als een baken, om, wanneer zij eene haven binnenloopen, banken en kolken te vermijden. Hij bereikt een zeer hoogen ouderdom en is reusachtig groot. Sommige boomen zijn 90 voet in omtrek bij de wortels en 30 aan den stam. Tegen de zwaarste stormen is hij bestand. Doet de storm hem de kruin verliezen, zoo wast hij met dubbele kracht weder op. Hevige droogten, welke deze landstreek teisteren, kan hij weerstand bieden. De Ombu groeit op de onvruchtbaarste plekken, als de grond maar niet te vochtig is. Hij kan slechts uit zaad gewonnen worden en de jonge planten moeten gedurende het eerste jaar tegen de vorst beschut worden. Wordt hij het tweede of derde jaar verplant, dan behoeft men niet meer naar hem om te zien. Na tien jaar is het reeds een flinke boom. Voor het aanleggen van dreven is de Ombu ongeschikt. Hij wil altijd alleen staan. De Ombu overtreft in grootte, majesteit en schoonheid alle andere boomen. Als zijne kroon door de brandende zon wordt beschenen, als de verkwikking van den dauw ontbreekt, toch valt geen blad af. Als andere boomen zich met verflensde bladeren en gebogen kruin vertoonen, staat hij nog schitterend door 't frissche groen en noodigt den mensch uit om onder zijne schaduw uit te rusten.