Antoon Van Ysendyck.
Vervolg van blz. 127.
Uit het reeds medegedeelde heeft men gezien, dat een persoon, in de brieven van onzen schilder opgegeven als heetende Van de Vin en te Parijs woonachtig, den jongen Van Ysendyck vele vriendschappelijke diensten bewees. Wij vermoedden dat de zoogenaamde Van de Vin eigenlijk was Van der Ven, de later beroemd geworden beeldhouwer; zekerheid ons ontbrekende, zoo behielden wij de naamspelling, gelijk Van Ysendyck ze schreef. Wij kunnen thans stellig verklaren, dat men hier inderdaad voornoemden beeldhouwer voor heeft. Men gelieve dus Van der Ven te lezen, overal waar Van de Vin staat. Jan Antoon Van der Ven, geboren te 's-Hertogenbosch, in 1800, behaalde te Antwerpen den beeldhouwkundigen prijs van Rome in 1830, werd in 1858 tot bestuurder benoemd der koninklijke school van nuttige en beeldende kunsten in zijne geboortestad en overleed den 12n Juli 1866 op het gehucht de Mortel, bij Gemert. Het Antwerpsch museum is, sedert 1875, in bezit van een schoon marmeren borstbeeld van W.J. Herreyns, door Van der Ven in 1827 uitgevoerd. Dit borstbeeld werd aan het museum geschonken door den heer Constantijn Van Ouwenhuysen, achterneef van den boroemden bestuurder der Antwerpsche academie.
* * *
Zooals Van Ysendyck gemeld had was de Parijsche tentoonstelling den 25n Augustus geopend, met 2000 schilderijen. ‘Laet ze maer praeten by ons (zoo schreef hij) dat de Franschen het niet kunnen; ik heb leeren zien en zwygen en tragt ze maer in 't stil naer te doen.... H. Vernet speelt de grootste rol; die heeft er meer als 40 (schilderijen), veel kleyn jagten, zeegezichten, binnenhuyzen, portraiten en meest batailles, den duc d'Angoulème levensgroot te peerd, alles om ter levendigste; van Gros is er maer een mansportret, zeer schoon; Gerard heeft er ook schoon; wat ieder verwonderd, is een vrouw, die gevlugt zit met haer kind, agter eene ruïne, voor de kindermoord, door Cogniet, en Marius op de ruïnen van Carthago, beyde meer als levensgroot; die zyn uytmuntend; men zegt dat die autheur maer 6 of 27 jaer is; Navez heeft hier 5 portraiten, maer hy distingeerd hem zooveel niet als in Amsterdam of Brussel; men ziet byna niet als batailles van Spagnien en koninklyke familiën.’
Meester Van Brée had waarschijnlijk, ter gelegenheid der afzending van het stuk voor Herenthals, aan Van Ysendyck geschreven, want deze antwoordde hem op 22 October 182 met den volgenden brief:
Mon cher Monsieur Van Brée,
C'est de la plus vive joie que j'ai reçu votre agréable du 7, parce que j'ai vu votre contentement de mon ouvrage et que je vous connais sincère et sait que vos observations sont très justes; il est vrai que je n'ai pas encore parlé de mon départ pour l'Italie; c'est à cause de ma propre incertitude; vous concevez que je ne le souhaite que trop, mais je viens de faire la connaissance de M. La Rivière, pensionnaire du gouvernement de France, qui m'apprend que son départ, avec 3 ou 6 autres artistes, ne sera que vers le 15 du mois prochain; de l'autre coté, j'attends le retour de M. votre frère Philippe, qui est passé par ici pour venir en Belgique; ainsi que me conseillez-vous? Monsieur votre frère, qui connaît tout ce qu'il y a en route, ne voudra peut-être plus s'arrêter à Milan, Florence etc., etc., et moi, peut-être pour une fois de la vie que je fais cette avantageuse voyage, je ne puis rien oublier. Je serais sans doute charmé d'une si belle occasion pour plusieurs raisons, si cela pouvait lui convenir.
Je sors d'une petite maladie faite depuis le départ de M. Moons. M. Paelinck m'est venu voir plusieurs fois au Luxembourg et le soir au rendez-vous au Palais Royal.
Lundi la St. Luc chez Berré, jour que me rappelle le plus heureux de ma vie. Viellevoye vient d'arriver et l'expost. jusqu'au 1 Janvier a cause des portraits de Gerard, Vernet, de Charles X.
Adieu, Monsieur Van Bree, je vous écrirai encore avant mon départ; parlez a votre frère et veuillez lui presenter mes respects.
Croyez que je suis et reste votre tout dévoué.
Den 25n October schreef hij aan zijne moeder en den 4n November aan zijnen vriend De Gratie. De brief aan laatstgenoemde bevat het volgende:
Reeds heb ik twee brieven van UEd. te beantwoorden en uw hartelijk te bedanken voor uwe gezonden boeken etc. M. Ricquier is haestelyk door Antwerpen geweest en dus de brieven van Made Van den Bosch en Van Camp niet kunnen medebrengen zoo vermids ik nu gedecideert ben van 20n dezer hier te vertrekken, zien ik geen ander middel meer als die met