Vlaamsche schrijvers der oude hoogeschool van Leuven.
XIII. Cornelis Jansenius,
geboren te Hulst, werd in 1529 te Leuven de tweede uitgeroepen in den algemeenen kampstrijd tusschen de vier pedagogies van wijsbegeerte In 1542 pastoor benoemd te Kortrijk, bleef hij de gewijde wetenschap met zooveel iever behartigen, dat hij in 1552 licentiaat en tien jaar later doctor in de godgeleerdheid werd. Alsdan werd hem opvolgelijk de eene bediening of waardigheid achter de andere opgedragen; het bestuur der hoogeschool aanvaardde den nieuwen doctor, die ook tot deken van Sint-Jacobs kapittel verheven was, onder het getal der studieregenten. Philips II zond hem naar de kerkvergadering van Trenten. Zie het werk van wijlen mgr. de Ram: Mémoires sur la part que le clergé de Belgique et spécialement les docteurs de l'Uversité de Louvain ont prise au Concile de Trente, Nouv. Mémoires, t. xiv, 1841. Ondertusschen blonken de bekwaamheden en verdiensten van Jansenius zoo uit, dat hij in 1568 verheven werd tot den alsdan pas opgerichten bischoppelijken stoel van Gent, dien hij de eerste bekleedde, en dit wel tot den 11n April 1576, toen hij overleed in 76-jarigen ouderdom. Onder andere merkwaardige schriften, die wij ongemeld laten, gaf hij uit eene Vlaamsche Refutatie ofte wederlegginghe teghen een kettersboecxken int: het oude christen geloove, met eene voorrede of zendbrief aen de Heeren Balliu enz. der stede van Hulst, door M(eester) Cornelius Jansen, s. den 18 Julius 1567. Tot Loven, 1567, in-12o. Omtrent Jansenius kan men nog naslaan: J.-F. Vande Velde, Synopsis, iii, 776-79, Val. Andr. Bibl. Belg.
Wilsele, bij Leuven.
L.W. Schuermans, pr.