te Gent, met algemeene stemmen eene eervolle melding met zijn genrestuk, tentoon gesteld onder nr 16. De prijsvraag was: De infanten Albertus en Isabella die de Kruisafdoening in Rubens' werkhuis komen bezichtigen met den Antwerpschen burgemeester Rockox. Het volgende jaar prijkte van hem op de Brusselsche tentoonstelling: Maria van Medicis en haar gevolg, een bezoek brengende aan Rubens in den Louvre, te Parijs, terwijl hij het stuk uitvoert: Hendrik IV, over zijn toekomende humelijk beraadslagende; in 1842: Blijde intrede der aartshertogen Albertus en Isabella te Brussel in 1599. Laatstgenoemde schilderij werd aangekocht door Z.M. Leopold I. De Zweep zegt in haar nummer van 24 October, dat dit stuk in 1852 veel bijval had. In dat jaar was er geene tentoonstelling te Brussel. ‘Te dier gelegenheid (zoo schrijft het Brusselsch blad), werd Van Hamme voorgesteld tot het bekomen eener onderscheiding, welke echter in andere handen overging. Hij was er pijnlijk over teleurgesteld, en sedert dit tijdstip nam hij aan geene enkele openbare tentoonstelling meer deel.’ In de Antwerpsche tentoonstelling van 1855, prijkte nochtans eene schilderij van Van Hamme, getiteld: Het tooisel (aangekocht door den heer A. Weber). In 1849 had hij te Antwerpen zijne Wildverkoopster tentoongesteld. Het rijksmuseum bezit van hem eene Oude kantwerkster.
CARPEAUX, de vermaarde Fransche beeldhouwer, is den 12n October, ten 6 ure 's morgens, overleden, ten huize van prins Stirbey, op het kasteel van Becon, bij Asnières. Sedert twee jaren kon hij niet meer werken en boezemde zijn toestand groote onrust in. Hij was min of meer in het hoofd geraakt, en daarbij zoo uitgeput van krachten, dat hij nauwelijks het bed verlaten kon. Eerst na den middag kon hij zijne legerstede verlaten. Gedurende heel den afgeloopen zomer, kon hij niet buiten komen, dan gezeten in een handkoetsken, waarmede zijn oppasser hem het park van het kasteel rondvoerde, om hem de versche lucht te laten inademen. Op deze droevige wandelingen bewaarde hij het somber zwijgen, welk hij binnenshuis in acht nam. Zijn doffe blik was halsstarrig ten gronde gericht en zijne vermagerde armen hingen als levenloos aan zijne zijden. Carpeaux werd geboren te Valencijn, den 14n Mei 1827. Na den cursus op de school der schoone kunsten doorloopen te hebben, kwam hij als leerling in de werkhuizen van Rude, Duret en Abel de Pujol. In 1854 behaalde hij den prijs van Rome. Met zijn visschersbeeld verwierf hij den grootsten bijval in de Parijzer tentoonstelling van 1859, en zijne groep, Ugolin en zijne kinderen, in 1863 tentoongesteld, werd door het Fransche staatsbestuur voor den hof der Tuileriën aangekocht. Tot zijne beste beelden behooren de Napolitaansche visscher (1863), het Meisje met de schelp (1864), eene groep, die den Dans voorstelt en geplaatst is tegen de buitenzijde van het nieuwe operagebouw, te Parijs. Nopens deze groep verdient hier vermeld te worden, dat er in den nacht van 27 Augustus 1869 eene inktflesch over uitgegoten werd; men gelukte er evenwel in, de hierdoor veroorzaakte vlekken van het marmer weg te nemen. Carpeaux maakte een groot getal uitmuntende borstbeelden. Onder andere onderscheidingen die hem op
tentoonstellingen te beurt vielen, vermelden wij een hem te Brussel toegewezen eermetaal. Hij was officier van het legioen van eer. Carpeaux vormde een aantal leerlingen, van wie verscheidene zich reeds naam in de kunst verworven hebben. Nadat prins Stirbey reeds alles voor de begrafenis te Courbevoie had doen in gereedheid brengen, ontstond er eene soort van twist. Carpeaux leefde namelijk gescheiden van zijne vrouw en deze vorderde dat de zorg van de begrafenis van haren echtgenoot aan haar zou toevertrouwd worden. De zaak werd voor den rechter gebracht, die oordeelde dat de toebereidselen reeds te verre gemaakt waren, en aan den ingestelden eisch dus niet kon worden toegegeven. Den 14n October werd het lijk ter aarde besteld. Ongeveer 1200 personen waren uit Parijs naar Courbevoie gekomen, om deel te nemen aan den lijkdienst. De doode was geplaatst in eene soort van kapel, waartoe een der vertrekken van de woning was ingericht, en daar alle aanwezigen het stoffelijk overschot van den zoo gevierden kunstenaar wenschten te zien, werd de begrafenis meer dan een uur vertraagd. Ten half een zette de stoet zich in beweging. De slippen van het lijkkleed werden gedragen door de heeren Wallon, minister van onderwijs, de Chennevières, bestuurder van de afdeeling fraaie kunsten, Alexander Dumas, prins Stirbey, Gillaume en Chennevières. Alles wat te Parijs naam heeft op het gebied van kunst en letterkunde, volgde den stoet. De oude Carpeaux, vader van den overledene, was de eerste in de rij. Ook de moeder volgde het lijk. Een peloton soldaten ging de baar vooruit. De heer de Chennevières hield bij het graf eene rede. Volgens wordt gemeld, zou Carpeaux de modellen zijner werken aan zijne geboortestad vermaakt hebben. De gemeenteraad van Valencijn heeft voorgesteld, hem in die stad eene begraafplaats af te staan. Men weet nog niet of de weduwe dit voorstel zal aannemen. Ondertusschen rust zijn stoffelijk overschot in eene grafstede te
Courbevoie.
Karel WHEATSTONE, den 19n October te Parijs overleden, was de wetenschappelijke uitvinder van den telegraaf en leeraar in de proefondervindelijke wijsbegeerte aan 't Kingcollege. In 1802 werd hij te Gloucester geboren. Omstreeks 40 jaar geleden, wijdde hij zijne aandacht aan de toepassing der electriciteit, ter verkrijging van een practisch stelsel van telegrafeeren. Met de verwezenlijking van dit denkbeeld zal zijn naam onafscheidelijk verbonden zijn. In 1863 werd hij in den Engelschen adelstand opgenomen.
J. BOTH, bij het schouwburgpubliek in Holland wel bekend als bewerker of schrijver van zeer vele dramas, blij- en zangspelen, is den 22n October op 56-jarigen leeftijd te Amsterdam overleden.
Mev. BLACK, die in hare jeugd door lord Byron werd bezongen als de Maid of Athens, is, naar de Grieksche bladen melden, dezer dagen overleden in 75-jarigen ouderdom.
G. VON STRUENSEE, als schrijver zeer bekend onder den naam van Gustav von See, is dezer dagen te Breslau overleden, op 72-jarigen ouderdom.
Oscar PESCHEL, de uitstekende aardrijkskundige, sedert een twintigtal jaren opsteller van het tijdschrift Das Ausland en schrijver van vele voortreffelijke werken, is onlangs te Leipzig overleden.
Albert d'OTREPPE DE BOUVETTE, de verdienstelijke Waalsche letter- en oudheidkundige, is in den nacht van 13-14 November te Luik overleden. Hij werd geboren te Namen, den 16n November 1787, studeerde in de rechten te Parijs en bekleedde van 1811 tot 1816 rechterlijke bedieningen in Frankrijk; in 1816 keerde hij naar België terug en zag zich te Luik achtereenvolgens de betrekkingen van krijgsauditeur en substituut van den procureur-generaal opgedragen. In 1830 nam hij zijn ontslag wegens gezondheidsredenen. Van toen af wijdde hij zich geheel aan de letterkunde en wetenschap. Buiten vele wetenschappelijke verhandelingen, schreef hij, onder andere: Causeries de salons, De l'esprit et du coeur, Tablettes liégeoises enz. Hij was de aenlegger van het Luiksche oudheidkundig museum, waaraan hij zijne rijke verzamelingen edelmoedig afstond. De overledene was officier der Leopoldsorde.
Eene enkele daad mag men in billijkheid niet uit die daad alleen beoordeelen, men moet ze uit de gewone handelingen van den dader verklaren.
Q.N.