Tentoonstelling: van schoone kunsten te Brussel.
Vervolg van bh. 149.
Landschappen en dierenstukken.
H. Boulenger, van wien wij in 1874 op blz 108 gewaagden en die op 36-jarigen leeftijd is overleden, is in de pronkzaal vertegenwoordig door drie goede landschappen.
J. Kindermans (Brussel): De berken, goed geschilderd, maar wat droog van kleur; de stoffeering is prachtig te noemen.
J.B. Klombeck (Kleef), een al te fijn maar puik geschilderd Wintergezicht, gestoffeerd door den beroemden schilder Eugeen Verboeckhoven.
F. De Baerdemaecker (Gent), Het gehucht Maurrenne nabij Hastère, eene schoone en allerbest afgedeelde schilderij.
E. De Schampheleer, een kapitaal schoon en groot gezicht: De oude Rijn bij Gouda, aangekocht door het staatsbestuur.
F. Lamorinière: Herfstgezicht op het eiland Walcheren, besteld door Z.M. Leopold II. Een puik, echt meesterlijk stuk.
J. Quinaux: Waadbare plaats in de Lesse, een zeer schoon stuk, is door het rijk aangekocht. Zijne Lesse-oevers op den middag vormen ook een zeer prachtig landschap.
E. Huberti (Brussel), drie verdienstelijke stukken, De oogst. De Herfst en vooral De Kempen.
A. Dandoy (Namen), De Maas en een Wintergezicht in Vlaanderen, munten door goede hoedanigheden uit, maar in enkele deelen is het koloriet porseleinachtig.
Auguste Dandoy is overdreven groen in zijne Maas-oevers te Waulsort. In 't bosch is eene goede schets.
Th. Baron (Brussel): Winter, Zomer en Herfst, drie landschappen uit verschillende streken van ons land gekozen; over het algemeen te droog geschilderd en gezocht als bewerking.
H.W. Mesdag ('s-Gravenhage), drie stukken: Zonsopgang (Hollandsche kust), zeer schoon, Vloed (Scheveningen), Timmerwerf te Groningen, welker stoffeering wat zwaar is, overigens eene zeer schoone schilderij.
R. Burnier (Dusseldorp): Herinnering uit Holland (eigenaar de heer Van Weddingen) Aan de Rijnoevers (eigenaar de heer Williams Evenecht) en Nadering van het onweder; puike stukken.
S. Jacobsen (Dusseldorp), een uitmuntende Winter en een Maneschijn. Nog schooner zijn de Maneschijnen van E.F. Leemans. van Antwerpen, wiens Molen eene plaats in een museum verdient.
L. Chialiva (Brussel): Koeien, Schapen en Kinderen, drie goed bewerkte stukken, doch die eenig gemis aan studie verraden, zoo namelijk wat betreft de afgemaaide schapen.
A. Wust is treffend, aangrijpend van waarheid in zijne hertenjacht in de Amerikaansche wouden. De Kusten van Noorwegen strekken den schilder niet minder tot eer.
Van J.B.C. Corot, de beroemde nog niet lang overleden Fransche schilder, is tentoongesteld eene schilderij getiteld: De oude dans, welke ons beneden des meesters faam schijntte wezen.
Van De Knijff beviel ons zijn Tuin van Alfred Stevens niet, zoomin als zijne Monding der Maas.
F. Van Luppen munt uit met een gezicht uit den omtrek van Namen.
E.H. Keymeulen: Einde des onweers en Herinnering uit het park van Breuxbosch. Goede samenstellingen, maar droog als kleur.
E. Breton: De vaart van Courrières, Zeezicht, Ondergaande zon en De avondstar. Indrukwekkende, gevoelvolle stukken.
A. De Biseau (Brussel): De smeltovens van Javal-Dieu, De oude molen van Cherzy en Winter, bij Brussel.
L. Robbe's Weide, meesterlijk geteekend en geschilderd tafereel: de drie middelste koeien mogen als modellen in het vak worden aangewezen; De stal is ook een voortreffelijk stuk.
X. De Oock: Ossen in eene wei.
H. De Cock, een liefhebber schilder, bewijst van vooruitgang met zijn Zicht in Vlaanderen. Dat ook kunnen wij zeggen van L. Derickx met zijn Zicht te Namen en van A. De Lathouwer met zijn Zicht uit de omstreken van Antwerpen. F. Van Kuyck mogen wij niet vergeten! Zijne Heide, aangekocht door den heer F. Moons, doet een meester van hem verwachten.
F. De Marneff (Brussel): zeer verdienstelijke stukken: Het zwarte woud, Eeuwenoude boomen bij zonsondergang en Onzes-Lieven-Heersweg, Nedervliet, te Laeken.
L.P. Verwee's Winterlandschappen blijven altijd bevallen.
A.J. Verwee: Zeelandsch gespan (door het staatsbestuur aangekocht), De oevers der Schelde en Weide met kollebloemen. Het eerste is vooral breed van opvatting en flink geschilderd.
J.U. Bilders (Amsterdam) verwerft eenen algemeen welverdienden bijval met zijne uitmuntende schilderij: In het water spiegelende boomen.
C. Mali (Munchen): De Lente (weidende schapen), een stuk met uitstekend schoone deelen.
W.C. Nakken ('s-Gravenhage): Trekpaarden, goed behandeld, doch als koloriet minder goed.
J. Meyers: Octobermaand en Morgenstond (dit laatste is gekocht door den heer Manteau); beide eenigszins krijtachtig.
J.T. Coosemans: drie wel bewerkte stukken: De Winter, Zonsondergang en Holle weg te Tervueren.
A. Corkole (Gent): Tusschen hond en kat (wat stroef van kleur, overigens zeer eigenaardig).
Mejuffer E. Beernaert (Brussel), die het gouden eermetaal bekwam met algemeene stemmen, haalt waarlijk eere van hare drie tafereelen, die inderdaad schoon mogen heeten: Aan den voet der Hollandsche duinen (eigenaar de heer Bosch), De oude eiken van het eiland Walcheren en Domburg (puik en getrouw).
Mejuffer M. Collart munt uit met drie zeer schoone stukken: Calevoet des avonds, De oude weg naar Beersel en Een boerentuin te Brussel.
A. Plumot, op wiens vorderingen wij meermalen wezen, doet zich in de drie volgende stukken als een meester kennen: Op weg naar de markt, De schaapherder en De geitenwachtster; laatstgenoemde schilderij is gekocht voor de verloting.
J. Janssens' Watermolen (ook aangekocht voor de verloting,) en landstreek uit de Ardennen mogen schoon genoemd worden.
(Wordt voortgezet.)
Geef iedere gedachte geen tong, noch iederen lossen inval daad.
Shakespeare.