Tentoonstelling van schoone kunsten te Brussel.
Den 14n Mei 1874 werd in de kamer van volksvertegenwoordigers het volgende gezegd door den heer Delcourt, minister van binnenlandsche zaken: ‘Mijnheeren, een gebouw uitsluitelijk toegewijd aan kunsttentoonstellingen, is hoogst noodzakelijk in de hoofdstad. Sedert ik de eer heb aan het hoofd van het departement van binnenlandsche zaken te staan, werd het voorstel een paleis der schoone kunsten te bouwen, in de kamer en in den senaat, bij elke beraadslaging over de begrooting vernieuwd. Dit vraagstuk is thans zoo ver gevorderd, dat het niet meer mogelijk is het te verdagen. Toekomende jaar zal te Brussel de driejaarlijksche tentoonstelling geopend worden. Het staatsbestuur hoopt, voor deze plechtigheid, reeds een gedeelte van het nieuw paleis te kunnen benuttigen.’ Deze verwachting is verkeerd uitgevallen. Nogmaals is een voorloopig houten lokaal voor het houden der driejarige tentoonstelling moeten opgetimmerd worden, en nog wel een lokaal van reusachtige afmetingen, waaraan niet minder dan 11,000 vierkante voeten planken en 835 kubieke meters balken gebruikt werden. Het gebouw is afgedeeld in 30 zalen, die te zamen 80 meters lang zijn; 20 zalen dienen voor schilderijen; de overige zijn gebezigd voor de beeldhouw-, teeken-, graveer- en bouwkunst enz. Het licht is zeer goed aangebracht. De tentoonstelling, plechtig geopend den 2n Augustus, in het bijwezen van Z.M. den koning en vele hooggeplaatste personen, bevat 1850 stukken; volgens men beweert, zouden er buitendien nog 550 geweigerd zijn. Tusschen de tentoonstellers zijn 172 Franschen, 133 Duitschers, 61 Hollanders, 19 Italianen, 9 Engelschen, 1 Amerikaan, 11 Zwitsers, Spanjaarden en Russen en 593 Belgen.
Eermetalen werden toegekend: 1o aan de Belgische schilders E. Agneessens, J.T. Coosemans, mej. Beernaert, E. Mols, Th. Gerard, A. Serrure en E. Lebrun; 2o aan de buitenlandsche schilders L. De Bochmann, J. Goupil en A. Falguière; 3o aan de Belgische beeldhouwers A.F. Bouré, T. Vinçotte en P. De Vigne; 3o aan den Antwerpschen bouwmeester H. Blomme.
P. Van der Ouderaa's geschiedkundige schilderij was een der eerste stukken waarbij wij stilbleven bij den aanvang onzer wandeling door de pronkzaal. Er is op voorgesteld Filips van Artevelde, die op aandrang van de dekens en hoofdmannen van Gent het ruwaardschap van Vlaanderen aanneemt. De volksgezanten doen hem den wensch der burgers kennen; Filips aarzelt en herinnert hun aan het treurig uiteinde zijns vaders; hij eindigt evenwel met zich de keus te laten welgevallen. De schilder heeft zich volkomen berekend voor zijne taak getoond: de voorstelling is zeer goed en teekening en schildering daaraan geëvenredigd. Ook in het bijwerk is hij geschiedkundig juist gebleven, en geeft hij een goed gedacht der huiskamer in de middeleeuwen. Artevelde's moeder, gade en kind zijn voortreffelijk afgebeeld. - Des schilders tweede tafereel, Venetiaansche fruitverkoopster, is eene zeer fraaie kabinetschilderij. Van der Ouderaa's groote schilderij verdient eene plaats in het stadhuis van Gent of eene andere Vlaamsche stad.
Wij hebben reeds aangestipt, dat er een groot getal Fransche schilders aan de tentoonstelling deelnemen, Wij moeten ook nog zeggen, dat de gehalte der Fransche stukken over het algemeen hoogst verdienstelijk is. De Fransche schilderkunst ontwikkelt zich ten goede; zij streeft er naar om zich de kleur der oude Vlaamsche schilderschool eigen te maken, en er is, onder dat opzicht, een merkwaardigen voortgang bij hare beoefenaars waar te nemen. Moge zulks tot les strekken aan vele Belgische en Vlaamsche schilders, die er zich, jaren lang, op toegelegd hebben de Franschen na te bootsen door het aannemen van eene kleur, die niet de ware, niet de goede was en waarvan de verstandigen tusschen de Fransche schilders thans zelven afzien.
Een der meest indrukwekkende tafereelen der pronkzaal is het stuk van G. Becker, eene zeer groote schilderij, waarop zeven gehangenen afgebeeld zijn en dat getiteld is: Rizpa beschermt de lichamem harer kinderen tegen de roofvogels. Men kent die episode uit het oud testament: er heerschte sedert drie jaren hongersnood en koning David had van God vernomen, dat zulks geschiedde als eene wraakneming des hemels, omdat Saül Gibeonieten omgebracht had. David vroeg toen aan de Gibeonieten welk zoenoffer zij verlangden en zij vroegen hem zeven mannen van Saüls zonen. ‘David (zoo verhaalt de schriftuur) nam twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saül gebaard had, en de vijf zonen van Michals zuster, Saüls dochter, die zij had van Adriël, en hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht des Heeren... Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, eenen zak, en spande dien voor zich uit op eenen rotssteen, van het begin van den oogst tot dat er water op hen drupte van den hemel, en liet het gevogelte op hen niet rusten des daags, nog het gedierte van het veld des nachts.’ Het is deze daad van wreedheid die de schilder aanschouwelijk heeft gesteld in het licht der moederliefde: de ongelukkige Rizpa bewaakt de lichamen harer zonen, wier leven zij niet heeft mogen redden; zij verhindert dat de roofvogels zich voeden met het vleesch harer kinderen. De samenstelling van het tafereel verraadt de meesterhand en als ontleedkunde, kleur en teekening munt het stuk in vele opzichten uit. Het hangt evenwel te hoog om het bovendeel goed te laten waardeeren. Sommigen achten het onderwerp minder geschikt voor eene schilderij.
J. Van Severdoncks Gevangenneming van Anneessens is een zeer verdienstelijk tafereel, vol leven en waarheid.
E. De Biefve's Episode van het feestmaal der verbondene edelen in 1566 kenmerkt zich ook als samenstelling door vele voortreffelijke eigenschappen, en verdient geroemd te worden in wat betreft teekening en kleur; maar de gelaatstrekken der personen missen waarheid en schenen ons niet karaktervol genoeg.
A. De Vriendts Keizer Karel te Juste vinden wij hier terug. In 1874, in ons overzicht van de Gentsche tentoonstelling (blz. 136), gaven wij eene korte beschrijving van deze fraaie schilderij. Moeders verjaardag, waarvoor eenige dichtregelen uit Hiels Waarheid in het leven het onderwerp leverden, is een zeer keurig stukje.