Terugkaatsing der koude.
De stralende warmte gaat niet alleen vrij door de lucht, maar ook door water, glas en waarschijnlijk door alle doorschijnende lichamen.
De stralende warmte gaat gemakkelijker door de doorschijnende voorwerpen, wanneer ze voortkomt van zeer verwarmde lichamen, en wordt in mindere hoeveelheid opgeslurpt. Eene glazen plaat, die de 17/18 van de warmte van een lichaam op 180 graden tegenhoudt, zal maar de 6/7 van de warmte uitgestraald door een lichaam op 400 graden, tegenhouden.
Stralende warmte, die door eene eerste glazen plaat gegaan is, wordt in mindere hoeveelheid opgeslurpt door eene tweede en eene derde plaat. Het is hoogst waarschijnlijk dat deze zonderlinge eigenschap aan andere doorschijnende lichamen en zelfs ook aan de verschillende lagen des dampkrings toepasselijk is. Stralende warmte, die schuins op een doorschijnend lichaam valt, wordt van hare oorpronkelijke wending verwijderd, even als de lichtstralen. Van deze straalbreking heeft men een bewijs, wanneer men bij middel van een linzenvormig of vergrootglas, de stralende warmte der zon ophoopt om zwam of papier, enz. aan te steken. Indien dezelfde uitwerksels geene plaats grijpen met de vlam eens vuurhaards, is zulks slechts toe te wijten aan de machteloosheid der vlam.
Dr. F.J. Mathijssens.