Terugkaatsing der stralende warmte.
1. Even als de klank en de lichtstralen, is de stralende warmte aan terugkaatsing onderworpen. Deze eigenschap wordt klaarblijkelijk bewezen door de volgende proefneming. Men plaatst tegenover
elkander twee holle koperen spiegels M, M', op een afstand van 15 ot 20 voet. Aan het middenstraalpunt f van een dezer spiegels zet men een stuk zwam, schietpoeder of welkdanige andere brandstof, en aan het middenstraalpunt f van den anderen spiegel een gloeienden kanonskogel of brandende kolen. Na weinige oogenblikken geraakt de zwam aan brand. Dit verschijnsel is niet veroorzaakt door de warmte die onmiddellijk op de zwam valt, aangezien dit lichaam geen vuur vat, zelfs op den afstand van eenige duimen van den kanonskogel, maar wel door de warmtestralen die van het gloeiend lichaam op den spiegel M' vallen en daarna teruggekaatst worden volgens eene wending evenwijdig met het gemeen as XX. Die stralen vallen op den tweeden spiegel M, alwaar ze weder teruggekaatst worden om zich in het brandpunt f te vereenigen.
Deze proefneming bewijst overigens dat de warmtestralen terugkaatsen even als de lichtstralen; want als eene brandende kaars in f geplaatst is, ziet men in f een spiegelbeeld der vlam. Het is zelfs door dit middel dat men de plaats der spiegels regelt alsook die der brand- en straalmiddenpunten f en f. Daaruit volgt, dat de hoek des invals, gemaakt met de op het punt des invals rechtstaande lijn, gelijk is aan den hoek der terugkaatsing met dezelfde lijn.
Donkere warmtestralen zijn aan dezelfde wet van terugkaatsing onderworpen. Wanneer men den gloeienden kanonskogel der vorige proefneming vervangt door een vat, kokend water inhoudende, en de zwam met den bol van eenen warmtemeter van Leslie, ziet men dezen bol zich verwarmen, terwijl de andere bol dichter bij het kokend water weinig of niet verwarmd wordt. Deze proefneming kan ook ten uitvoer gebracht worden met een enkelen spiegel.
Dr. F.-J. Matthyssens.