Over de stralende warmte.
ii. In 't algemeen is de warmtestralingskracht van een donker lichaam grooter dan die van eene lichtgekleurde zelfstandigheid. Om de warmtestralingskracht der verschillige lichamen te vergelijken, kan men zich bedienen van een metalen bakske, gelijk aan datgene bij de vorige proefnemingen (blz. 96) gebezigd, en deszelfs vlakken bedekken het zij met glas, wit of gekleurd papier, lampzwart of anderszins. Wanneer men de warmtestralingskracht van het lampzwart door het getal 100 aanduidt, is deze kracht voor de volgende voorwerpen als volgt:
Lampzwart 100. Water 100. Schrijfpapier 98. Crown-glas 90. Chinesche inkt 88. Kwik 20. Lood (blinkend) 19. IJzer (gepolist) 15. IJzer, zilver, koper 12.
De straling der warmte geschiedt niet alleen op de uitwendige vlakken der lichamen. Ingeval men eene laag vernis legt op een metalen vlak, vergroot men daardoor de stralingskracht; door eene tweede en derde laag vergroot nog die kracht. Maar deze vergrooting houdt op, wanneer de lagen eene zekere dikte beginnen te verkrijgen. De stralingskracht van een vlak is in evenredigheid met zijnen warmtegraad; een vlak op 40 graden straalt meer warmte dan eene op 20 graden, Verders is de stralingskracht in evenredigheid met de uitgestrektheid van het stralend vlak, en in omgekeerde reden met het vierkant des afstands. Aldus, indien men zich achtereenvolgens verwijdert van eenen vuurhaard op den afstand van 1, 2, 3 meters, zal de warmtegraad achtereenvolgend gelijk zijn aan 1, 1/4 1/9, enz.
Dr. F.-J. Matthyssens.