De Vlaamsche School. Jaargang 21(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De ziel des Vagevuurs. (Vertaling der gekende Romance van casimir de la Vigne.) Geliefde van mijn treurig hart, Ik kom u uit mijn diepe smart, Om laafnis smeeken en gebeden. Eens boogt ge u teder over mij En spraakt: ‘'k zal bidden steeds voor dij!’ Ziedaar uw laatste woord, en heden.... Ach! sinds ik stervend u verliet, Vernam ik nooit een uwer beden; Ik luister nog, en gij bidt niet. Moge uwe ziele, zegdet gij, Waar 'k dwale, zweven nevens mij Om mijne tranen te zien vlieten! Vriend! op mijn killig grafgesteent Heeft 's hemels regen droef geweend, Niet gij, die tranen zoudt vergieten... Ach! dat uw smart mij laafnis bied' In 't boeten om ons jongst genieten; Maar 'k ween alleen - en gij bidt niet. En dit genieten, o mijn vriend, Hier, waar het zijne straffe vindt, Wat kost het mij een bitter lijden! De tijd duurt eindloos en zoo 'k vraag Naar 't uur, zie ik den wijzer traag Op eenen blinden uurkring glijden.... Ach! ik reik de armen uwaarts, ziet! 'k Wacht in dit oord van wreed kastijden, Ik wacht, ik wacht... en gij bidt niet. Hendrickx. Vorige Volgende