De Vlaamsche School. Jaargang 20
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 177]
| |
De hoofdkerk van Cordoba in Spanje.De hoofdkerk van Cordoba, waarvan men hier het biunnengezicht aantreft, wordt gewonelijk de Mezquita geheeten omdat zij eertijds eene moskee was. Zij werd begonnen in 770 door den Chalif Abd er Rahaman I. Deze vorst was de laatste afstammeling van het huis der Ommajaden,
teekening van w. eliot, houtsnede van h. brown.
en daar hij den nieuwen Chalif Aboe 'l Albas niet wilde erkennen, was hij naar Spanje gevlucht waar hij als ware opvolger van den Profeet werd uitgeroepen. Hij aanzag de Abassiden en hunne aanhangers als ketters, en stichtte in zijne hoofdstad eene moskee die in heiligheid, grootte en rijkdom, alle de andere zoude te boven gaan. Hij koos de plaats uit waar de tempel van Janus gestaan had en alsdan de kerk stond van den H. Georgius en kocht die van de christenen voor honderd duizend gouden deniers. Het werk ging spoedig vooruiten de Chalif kwam dagelijks minstens één uur de arbeiders eigenhandig helpen. De Mezquita is 207 meters lang en 146 breed. Er zijn nog 680 kolommen; eertijds waren er veel meer; meestal zegt men 1000; evenwel zijn de oude schrijvers het niet eens over haar getal; sommige zeggen 1293, andere 1417 of 1419, andere zelfs 2000. Zij zijn allen van het schoonste marmer: rosso antico, verde antico, verde d'Egitto. jaspis, brocatellaGa naar voetnoot(*) van alle kleuren, graniet, porphyr enz. enz. De kapiteelen zijn meest van de Corinthische orde; eenige zijn Dorisch, andere zijn door Arabísche kunstenaars gebeiteld. Alle waren eens verguld. - De kolommen zijn aan oude gebouwen ontleend. Vele komen, zegt men, uit den tempel van Janus, die, zooals wij hooger gezegd hebben, eertijds op die plaats stond. 60 komen van Tarragon en Sevilla, 150 van Nîmes en Narbonne, 140 van Konstantinopel en zijn een geschenk van den Griekschen keizer Leo IV; vele zijn afkomstig van Karthago en andere steden van Afrika. Alle hebben eene doorsnede van omtrent 0,50 centimeters en zijn 5 meters hoog. Het gebouw is ook maar 10 meters hoog van den grond tot aan het gewelf. Het koor is veel hooger. Er zijn 19 beuken in de breedte en 29 in de lengte. Iedere beuk heeft een afzonderlijk dak met lood bedekt. De kolommen zijn boven vereenigd met prachtige bogen, meest allen in vorm van een dubbel hoefijzer bestaande uit roode en witte steenen. Daar boven was eertijds een plafond van alerce, (soort van cederhout, volgens anderen eene soort van dennen of lorkenhout,) kunstig gebeiteld. Daar balken en plinten gansch vermolmd waren en dreigden in te storten, werden zij in 1713 door gewelven in baksteen vervangen; op sommige plaatsen ziet men nog overblijfsels van het oude plafond. Wat nog goed was van die planken werd verkocht om violen en andere muziek-instrumenten van te maken. In Spanje vindt men in alle cathedrale en collegiale kerken het koor van het kapittel in de middelbeuk. Het is aan de Noord-, Zuid- en Westzijde met hooge muren omringd en aan den Oostkant met een groot hek afgesloten; het koor der kanunniken staat dus als een bijzonder kerkje in het midden der kerk. | |
[pagina 178]
| |
De kanunniken van Cordoba verlangden in 1523 voor hunne hoofdkerk een dergelijk koor. De alcade der stad en de ayuntamiento verboden op doodstraf iets aan de Mezquita te veranderen. De kanunniken beriepen zich op keizer Karel die zich alsdan in België bevond. De keizer, die nooit te Cordoba geweest was, gaf hun de noodige toelating om hun werk te beginnen. Maar toen hij drie jaar later te Cordoba kwam en de Mezquita gezien had, speet het hem grootelijks, dat meesterstuk zoo te hebben laten verknoeien en zeide hij tot de heeren van 't kapittel: ‘Ik wist niet wat dit was, anders hadde ik nooit toegelaten aan deze oudheid te raken; gij maakt iets wat men overal maken kan en hebt iets vernietigd wat eenig was in de wereld.’ (Yo no sabia que era esto, pues no hubiera permitido que se llegase à la antigua; porque haceis lo que puede hacerse en otras partes, y abeis deshecho lo que era singular en ei mundo.) Evenwel moeten wij bekennen dat, op zichzelven beschouwd, het koor een meesterstuk is van ogivalen stijl dat men op iedere andere plaats zou bewonderen. De bouwmeester er van was Herman Ruiz. Het koor heeft eene lengte van 67 meters en de breedte van de kruisbeuk is 43 meters. Men heeft daarvoor 167 kolommen moeten wegbreken. In het midden der xviiie eeuw beitelde Pedro Duque Cornejo, van Cordoba, de gestoelten van het koor uit mahoniehout, zoo fijn dat men een vergrootglas noodig heeft om alles goed te kunnen zien. Hij besteedde tien jaar aan dit werk van geduld. Voor den ingang is, zooals voor alle moskeën, eene langvierkante groote plaats, beplant met prachtige oranje-, citroen- en palmboomen en met drie fonteinen waar de geloovigen zich moesten wasschen vóór zij de moskee binnentraden. Die plaats is heel Spanje door beroemd onder den naam van Patio de los Naranjos (Plaats der oranjeboomen). Onder die Patio is een groote put, die eertijds tot verblijf diende der christene slaven. Naast de middeldeur van de Mezquita staan twee groote mijlzuilen (milliaria), welke men te Cordoba gevonden heeft. Zij zijn van Romeinschen oorsprong en dagteekenen, de eene, van het jaar der geboorte van Christus, de andere, van het jaar van zijn dood. Aan den rechter hoek van de Patio staat een toren vijf verdiepingen hoog, die smaller worden naarmate zij hooger staan. Hij werd in 1598 gebouwd door Herman Ruiz, op de plaats waar de oude Minaret stond, die door eene aardbeving instortte, en heet nog altijd Al minar. De toren is 93 meters hoog. El Zancaron (eigenlijk talus, hielbeen, verder 1o been dat men den honden toewerpt, 2o oud vuil, 3o domoor) is de spotnaam gegeven aan het Sanctum Sanctorum der Mezquita, de Mihrab, plaats waarheen ieder geloovige zich wenden moest als hij bad en waar in de Moorsche tijden een prachtexemplaar van den Koran bewaard werd, geschreven door Othman, secretaris van den Profeet, en zijn vierden opvolger. De Maksoera, thans eene kapel, was de bidplaats der Chalifen. De grond was met zilveren platen bedekt en de deuren met gouden platen; eene deur was zelfs van massief goud. De troon op vier wielen gedragen (daarvan de naam Carro del rey Almanzor) was met allerlei beeldhouwwerk versierd, welk dieren voorstelde; op het einde der zestiende eeuw werd dit meesterstuk der oude Moorsche kunst door de metselaars vernietigd die aan het nieuwe koor werkten. Antwerpen. L.D. |
|