De Vlaamsche School. Jaargang 20
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijKroniek.Antwerpen. - De heer stadsarchivaris P. Génard, een der stichters van ons tijdschrift, vierde op 16 November zijn zilveren jubileum als stadsambtenaar, bij welke gelegenheid zijne ambtgenooten hem beschonken met een prachtigen koperen lichter, in den Vlaamschen stijl der xviie eeuw, een werk der heeren gebroeders Servais. - Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen. Van 1 tot 3 November waren schilderingen tentoongesteld van: P.E. Nicolié, twee goede tafereelen, - Jos. Nauwens, een keurig bewerkt stilleven, - Em. Van den Bussche, drie stukken, die bijzonder voor de teekening veel te wenschen overlieten, - E. Cap, twee puike schetsen, - E. Boks, een goed geteekend portret, maar minder bevredigend als kleur, en een net genrestukje, Onraad, - Heyermans, De Schoenlapper en Bezoek aan de jonge katjes, twee aangename en verdienstelijke tafereeltjes, - Linnig zoon, De romanlezer, eene goed getroffen voorstelling, - Jos. Moerenhout, een verdienstelijk genrestuk, waarvan de schildering echter krachtiger hadde dienen te wezen, - Struys, een merkwaardig tafereeltje, De mosseleter, en een meisjesportret, - J. Van Beers, een lief kinderportretje en De gezonken star, wezende dit eene vrouw die om den broode in de herbergen gaat zingen en op de harp spelen (buiten het vrouwenbeeld, welk verdient geroemd te worden, is geheel de samenstelling zwak, zoowel wat teekening als wat kleur en doorzicht betreffen), - F. Vinck, eene fraaie schilderij eene markt in de xvie eeuw, (met enkele licht te verbeteren gebreken), - Leemans, twee verdienstelijke landschappen, die evenwel beneden des schilders maanlichten blijven, - Lambeaux, De lijkbidder, eentalentvol afgemaald beeld, dat echter mank gaat door overdrijving. - De heer Van Camp hield op 9 November in den Nederduitschen bond eene zeer aantrekkelijke voordracht over den sterrenhemel; de heer C. Ommeganck sprak den 22n November in dezelfde maatschappij over de barnkrachtige of electrische lichtontwikkelingen en deed daarbij eenige belangrijke waarnemingen. - Op 22 November werd onder de leiding van den heer Th. Storms, zangmeester, bijgestaan door den heer ridder L. de Burbure, in St-Jacobskerk de mis in G van Weber op volledige en tevens voortreffelijke wijze uitgevoerd, ter gelegenheid van het St-Ceciliafeest. Dit feest werd vroegertijds steeds met grooten luister in St-Jacobskerk gevierd door de gilde der Antwerpsche speellieden, wier altaar met de afbeelding der H. Cecilia zich nog bevindt in de St-Jobskapel van voornoemden tempel. - Op blz. 24 van dezen jaargang hebben wij gemeld dat de Olijftak eenen prijskamp had geopend voor het verzamelen van levensbijzonderheden over afgestorvene leden der maatschappij, zooals de beide Van Ryswycken, Van Kerckhoven, Mertens en Torfs, Vleeschouwer, Matthyssens, Gerrits en anderen. De tijd (1 November), voor het inzenden der stukken bepaald, is verstreken, zonder dat er stukken ingekomen zijn. - St-Jacobskerk, die den verlichten kunstkenner, den heer Th. Van Lerius, tusschen hare ieverigste bestuurders telt, heeft weer twee schilderijen bijgekregen: De aanbidding der koningen, door Geeraard Zegers en De engelsche groetenis, door Geeraard van Honthorst; laatstgenoemde draagt het jaartal 1632. Beide schilderijen hangen in den Noordkruisbeuk, boven de deur en zijn in goeden staat gebracht door den befaamden schilderijhersteller den heer P.A. Verlinde. - Op blz. 32 van dezen jaargang haalden wij aan, dat in den gemeenteraad door den raadsheer Nauts was voorgesteld, in lokalen der herbouwde Antwerpsche Beurs muurschilderin- | |
[pagina 175]
| |
gen uit te voeren. Wij vernemen dat een eerste krediet van 5000 fr. voor dit kunstwerk gaat beschikbaar gesteld worden. Er is nog geene keus van schilders gedaan. - Verschenen bij Buschmann: Nederlandsche krijgs- en partijnamen, door wijlen Lod. Torfs, nagezien en vermeerderd door zijnen behuwdzoon C.-J. Hansen. Mechelen. - Het levensgroot portret van den aartsbisschop Hurabertus Willem van Precipiano, welk zich bevindt in het museum, is verdoekt en hersteld geworden. Voor het museum is aangekocht het pleisteren borstbeeld van den Mechelschen beeldhouwer J.F. Van Geel,Ga naar voetnoot(1) uitgevoerd door F. Hermus. De heer Jaak Adolf De Roover, overleden te Mechelen op 9 April 1873, heeft aan stads museum vermaakt een potaarden Cupido en een houten Christus, beide vervaardigd door den Mechelschen beeldhouwer Boeckstuyns, zijn portret (van den heer De Roover), geschilderd door Antoon Wiertz, en een mans- en een vrouweportret, geschilderd op paneelen (volgens het schijnt zijn deze portretten die van Antoon De Munck en zijne vrouw Elisabeth Van Halen). - De afdeeling van het Willemsfonds heeft zich tot den gemeenteraad gewend met het verzoek, dat de openbare stukken van het stadsbestuur uitgaande zouden opgesteld worden in het Vlaamsch of in de twee talen. Brussel. - Van Patria Belgica is de 25e en 26ste aflevering verschenen, de eerste van het derde deel; zij bevatten: Geschiedenis der godsdiensten, door A. Le Roy, hoogleeraar te Luik, en Kanonniek recht, door F.J. De Bonne. - De tentoonstelling van kunstnijverheid (zie blz. 139) is zoo druk bezocht geworden, dat er een boni van 80,000 fr. in de kas der commissie bestaat. Deze gelden gaan gebruikt worden tot het stichten van een volksmuseum voor nijverheid. - Op 30 November had de inhuldiging plaats van het groote nieuwe orgel in O.-L.-Vrouwekerk te Laeken. De koning en de koninklijke familie woonden de plechtigheid bij. De toonkunstenaars geroepen om het nieuwe orgel te bespelen zijn de heeren Alex. Guilmant, orgelist van de H. Drievuldigheidskerk te Parijs en Alph. Mailly, leeraar der orgelklasse in het Brusselsch conservatorium. Leuven. - De heer P.C.G. Quirini, advocaat te Leuven, bezat twee groote tafereelen, geschilderd door zijnen grootvader, Peter-Jozef Verhaegen, eersten schilder van prins Karel van Lorreinen en van keizerin Maria-Theresia. Hij werd geboren te Aerschot den 19n Maart 1728, en schilderde menigvuldige tafereelen voor kerken en abdijen; ook was hij de stichter der Leuvensche academie; hij overleed te Leuven in 1811 en werd begraven te Wilsele. Het stadsbestuur heeft de voormelde twee tafereelen aangekocht. Zij verbeelden: De aanbidding der wijzen en Christus' hemelvaart. Eerstgenoemd stuk is gehangen in 't museum, het ander in de raadszaal op het stadhuis. In de kerk der abdij van Perck bevinden zich eenige van Verhaegens stukken die noodzakelijk dienden verdoekt en hersteld te worden. - Het Journal des Beaux-Arts van den heer Ad. Siret bevatte onlangs het volgende over een werk getiteld: Leven van St. Quinten enz: ‘Er bestaat in het archief van St-Quintenskerk een handschrift, behelzende een gedicht op het leven en den marteldood van den beschermheilige der kerk. Dit handschrift, welk van de eerste helft der xive eeuw moet dagteekenen, is zeer belangrijk; het is in perkament, van 17 centimeters hoogte, en vormt eene rol van 8 meters lengte. Geheel het leven van St-Quinten wordt er in afgebeeld door eene opvolging van teekeningen, in den stijl van het tijdvak behandeld, en die uit verschillenden hoofde gewichtig zijn. De uitdrukking is, over 't algemeen, bijna comisch eenvoudig. De teekening der figuren, der handen en voeten is zeer onnauwkeurig en het doorzicht van geener waarde. De draperijen zijn bijna alle meesterlijk bewerkt, en men vraagt zich af of niet twee kunstenaars aan hetzelfde gewrocht hebben gewerkt; de teekeningen zijn onder andere belangrijk om de kleederdrachten, gelijk daar zijn: de handschoen door Rictiovaris gedragen, de uitrusting van zekere soldaten, de bijzonderheden eeniger gedeelten van den opschik der mannen, de rok des doodgravers enz. Deze teekeningen zijn met nauwgezetheid nagebootst door den heer Everaerts, wien men reeds de belangvolle en prachtige Beschrijving van het Stadhuis van Leuven verschuldigd is. Het boekdeel geeft den oorspronkelijken tekst van het gedicht met eene overzetting in hedendaagsch Vlaamsch; 34 platen maken de reeks der teekeningen uit.’ Wij zijn het volkomen eens met het Journal des Beaux-Arts waar het zegt, dat voormeld werk meer algemeen bekend verdient te worden, dan het tot hiertoe schijnt te wezen, daar het zich niet in den handel bevindt. Volgens de opgaaf van voormeld blad, vormt het werk een langwerpig album van 34 platen en 12 bladzijden tekst: alles keurig gedrukt bij den heer Ch. Peeters, te Leuven. - De weduwe van den Belgischen gezant te Londen, S. Van de Weyer, aldaar op 23 Mei 1874 overleden, heeft het bedrag van het haar door België verleend jaarlijksch pensioen van 4000 fr. afgestaan ten voordeele der behoeftige weduwen van Belgische en bij voorkeur van Leuvensche letterkundigen. Men weet, dat Van de Weyer geboren werd te Leuven, in welke stad hem een standbeeld gaat opgericht worden. - In de werkhuizen van den heer Van Aerschodt zijn gegoten twee klokken voor de kerk van Olmen; de grootste weegt ruim 1100 kil. - Voor den prijskamp door de rederijkkamer het Kersouwken uitgeschreven zijn 17 novellen en 53 liederen ingezonden. - Op 17 November werd den heer L. Hubert, hoogleeraar in de geneeskunde, met zijn marmeren borstbeeld beschonken door dankbare leerlingen en oud leerlingen. Te dezer gelegenheid had dien dag een feestmaal plaats, waaraan 150 personen deel namen. Brugge. - Het museum der oudheidkundige maatschappij is verrijkt geworden met een grooten koperen armblaker van het begin der xviiie eeuw, voortkomstig van de hoofdkerk van Brugge, eene koperen grafplaat van Abel Poreket, te Brugge overleden in 1509, geschonken door den heer kanunnik Maes, een glazen bokaal van Brugge's oude rederijkkamer De drie Sanctinnen (1720), met de wapens van Peelaert, geschonken door den heer Thooris-Joris, oud beeldhouwwerk enz. IJper. - Onder andere archiefstukken, welke gaan gedrukt worden, bevindt zich een werk dat in hooge mate de aandacht der geschiedkundigen zal gaande maken. Het is eene Verrechtvaardiging van het gedrag van het IJpersch magistraat nopens de godsdienstige beroerten der xvie eeuw. Thourout. - De werkende leden der maatschappij Ste Cecilia hebben op 8 November den heer G. Antheunis, hunnen voorzitter, ter gelegenheid zijner bekroning in den liederenprijskamp van den Olijftak (zie bladz. 124), een feestmaal aangeboden. Tevens beschonk mev. Van Ackere-Doolaeghe, van Dixmude, den heer Antheunis met een lofdicht, dat bij den drukker Cornille, alhier, in het licht gegeven is. Thienen. - Onze-Lieve-Vrouwekerk op de Grootemarkt, gaat hersteld en vergroot worden, volgens de plannen van den bouwmeester August Van Assche, van Gent. Deze kerk, die | |
[pagina 176]
| |
eigenlijk maar eene vergroote kapel is, dagteekent van het einde der xiiie eeuw: de bouwmeester Jan de Osy voltooide in 1362 den voorgevel; van 1391 tot 1407 werd achtereenvolgens aan den kerkbouw gewerkt door de bouwmeesters Jacobus Laureys, Rotson van Racourt en Jan Van den Sande; in 1410 begon Jacobus Laureys, volgens het door hem gemaakte plan, den bouw van den zeer zwaren toren; de torenbouw werd voortgezet door Sulpicius Van Vorst en Mathias de Layens. Een en ander wordt vermeld door Moulaert en Bets. In 1635 werd de kerk en namelijk het bovengedeelde van den toren verwoest door het Hollandsch-Fransche leger, welk Thienen ingenomen had. In 1654 bouwde men op den toren eene soort van zuil die geweldig afsteekt bij de fraaie spitsbogen en de nette portalen der oude kapel. In 1842-44 en 1850-51 werd zij vergroot en werden er ook aangebouwd eene sacristij, eene doopkapel, een vertrek voor het bewaren van stoelen enz. Daardoor zijn de oude gevels en gedeeltelijk ook de vensters onzichtbaar geworden. Thans wil men het koor herbouwen en achteruit brengen, de aangebouwde kapellen, het vertrek voor de stoelen en ook de huisjes die tegen den tempel zijn opgericht afbreken, twee nieuwe beuken bouwen enz. Al die werken zijn geschat op ruim 174,000 fr. Voor de herstelling van de vensterkruisen, het treforium aan de Noord- en Zuidzijde en de drie portalen van den hoofdgevel zou voorts nog ruim 127,000 fr. uit te geven zijn. De toren zou blijven gelijk hij is. |
|