Om de indrukken, door dien droom in zijne ziel achtergelaten, te verwijderen, begeeft hij zich in den tuin, om in de frissche ochtendkoelte verlichting voor zijn benauwd hart te zoeken. Maar te vergeefs! ook hier volgt hem zijne angst. Voor elke schaduw deinst hij verschrikt terug; het minste geritsel doet den held, den overwinnaar des gevreesden Leeuws sidderen. In elken dauwdroppel, die van het door den zachten wind bewogen gebladerte op zijn hoofd nedervalt, meent hij eenen droppel bloeds te zien; ja, elke bloem, die den weldadigen dauw in haren kelk draagt, schijnt hem als met bloed besproeid. Honderdmaal tracht hij deze hem kwellende gedachten te verwerpen, maar honderdmaal keeren zij voor zijnen ontstelden geest terug.
Eindelijk, na eenige uren in dezen bangen zielstoestand te hebben omgedwaald, ontmoette hij de schoone Eldina, die hem reeds overal gezocht had. Zij groette hem met alle teederheid, welke eene bruid haren beminden bruidegom kan betoonen. Maar hoe verbaasd zag zij Achmed aan, toen deze haren groet met eene koele buiging beantwoordde en zijn gelaat van haar afwendde. Bezorgd trad zij hem op zijde, en hem met eenen smeekenden blik aanziende, zeide zij:
- Maar Achmed! lieve broeder! van waar die droefheid? Heb ik niet vernomen dat gij als overwinnaar zijt teruggekeerd? En ik zie u neergedrukt in plaats van verheugd!
- Als overwinnaar, - zuchtte hij.
- Hoe! - vervolgde Eldina; - het is dan niet waar, dat gij, als een held, de christenen hebt verslagen en den Leeuw van Castilië hebt gevangen genomen?
- Ja, Eldina, 't is waar: maar noem hem geen held, die zich door een droombeeld laat verschrikken.
- Door een droombeeld? - vroeg zij verwonderd. - Een droombeeld heeft u verschrikt! O, wees openhartig, mijn Achmed! Zeg mij wat u deert, opdat ik u trooste.
- Neen, Eldina, nooit. Gij zoudt mij bespotten en wellicht haten.
De dochter van Hiaya hield echter aan, en hare liefkozingen behaalden eindelijk de zegepraal.
- Welnu! - zeide Achmed, - ik wil u alles verhalen, en dan zult gij zelve bekennen, dat ik slechts spot en haat verdien.
Zij namen beiden plaats op eene bank, en de ontstelde Achmed begon, na menige aarzeling, het volgend verhaal.
- Afgemat door den langen tocht, begaf ik mij, na den gevangene in zijnen kerker gebracht te hebben, spoedig ter ruste. Weldra drukte de vermoeidheid mijne oogleden neer, en gedurende eenigen tijd, had ik vast, maar onrustig geslapen, toen een wonderbare dromu mij kwam folteren.
Alles was duister en stil om mij heen, toen ik eensklaps een geruisch hoorde als dat des naderenden donders. Dit duurde een geruimen tijd voort en werd al heviger en heviger. Eindelijk werd weer alles stil, en een zacht licht brak door de dikke nevelen, die mij omringden. Nu zag ik eene wolk dalen, welke, den grond bereikt hebbende, zich opende; en zie! met eenen verblindenden stralengloed omgeven, trad daaruit eene vrouw te voorschijn!
O, Eldina! geen sterfelijk oog heeft ooit zulk eene schoonheid aanschouwd. Een lang wit kleed omhulde hare ranke en deftige gestalte. Overzedig was hare houding; en haar gelaat, even vriendelijk als ernstig, boezemde mij achting en eerbied in. Golvend daalden hare zwarte haren langs rug en boezem, en lieten slechts een klein gedeelte zien van den hals, die met het kleed in blankheid wedijverde. Hare gitzwarte oogen schoten stralen, die tot het binnenste mijner ziel doordrongen en mij tegelijk niet liefde en vrees vervulden.
Sprakeloos en als aan den grond genageld, stond ik daar, toen zij, de linkerhand opheffende, mij een kruisbeeld vertoonde en mij met de rechterhand wenkte, haar te naderen, te knielen en het kruisbeeld te vereeren. Haar wenk was mij een gebod; ik gehoorzaamde. Ja, ik heb de knieën gebogen voor den verachten Christus en hem met eenen kus vereerd. Toen lachte de vrouw mij vriendelijk toe, en de eene hand boven mijn hoofd uitstrekkende, wees zij mij met de andere naar den hemel. Het scheen mij, dat zij bad, en ik, ik bad met haar. Nog eenige oogenblikken bleef ik eerbiedig neergebogen, en toen mijne oogen opslaande, zag ik noch licht, noch vrouw meer.
Met inspanning had Eldina naar het verhaal geluisterd, en, begaan met haren vriend, waagde zij hem te onderbreken.
- Maar, mijn Achmed! - zeide zij, terwijl zij hem met die belangstelling aaazag, welke de liefde slechts tot oorsprong kan hebben, - waarom verontrust u deze droom? Welke betrekking zoude er kunnen bestaan tusschen dat droombeeld en uwe daden? Immmers gene. Kwel u dus niet langer en denk slechts aan uwen roem en de belooning welke u wacht.
- Ja, Eldina, - hernam Achmed, - gij hebt gelijk, en toch, ik kan aan mijn hart de kalmte niet weergeven. Ik heb het kruis vereerd en geloof mij schuldig. Dit evenwel is nog niet alles. Nadat die vrouw verdwenen was, werd ik door eene vreeselijke benauwdheid aangegrepen: ik voelde mij toen iets op het voorhoofd vallen, en dat was bloed Dit ziende verschrikte en ontwaakte ik. Aan elke haarpijl hing een droppel zweet. Neen, nooit heb ik zoo iets ondervonden.
Hier eindigde hij, en zijn hoofd viel van vermoeidheid op den schouder van Eldina, die alles beproefde om de sombere hersenbeelden van haren beminde te verwijderen.
Zoo hadden zij eenige oogenblikken zwijgend naast elkander gezeten, toen de stem van Calib, den ouden bediende, die Achmed van zijne teederste kindschheid af had opgepast en na den dood van Almansor in Hiaya's dienst was overgedaan, hen uit hunne mijmeringen wekte.
Hij kwam zijnen jeugdigen meester aankondigen dat de koning hem wachtte, en met tranen in de oogen wenschte bij Achmed geluk met de schitterende overwinning. Lang draalde de oude, alsof hij nog iets te zeggen had; maar ziende dat Eldina Achmed vergezelde, bleef hij mistroostig achter.
- o, Rampzalige! - snikte hij, terwijl een vloed van tranen zijne gerimpelde wangen bevochtigde. - Hoe hem het geheim bekend gemaakt, dat mij reeds twintig jaren den boezem verscheurt! O God, geef mij kracht! Laat niet toe dat het bloed des vaders door de hand des zoons vergoten worde!