De mumien.
De mumiën zijn, zooals men weet, gebalsemde lijken van oude Egyptenaren, die daardoor voor ontbinding zijn bewaard gebleven. Zij zijn van eene bruine kleur, zoo droog en hard als hout, en geven eenen flauwen, specerijachtigen geur van zich. Het geheele lichaam is in smalle katoenen windsels van onderscheiden kleuren, van boven tot beneden gewikkeld; bij sommige lijken zijn de windsels een duizendtal meters groot. Gewoonlijk werd het gezicht vrij gelaten, hetwelk somtijds zoo goed is bewaard gebleven, dat de oogen zich nog in derzelver volkomene gedaante bevinden. De windsels zijn zoo vast aangetrokken, en door de lengte van tijd zoo geheel van de balsems doordrongen, en even bruin van kleur, als de mumie zelve, dat
egyptische mumien.
zij als een geheel met
het lichaam schijnen uit te maken. Men vindt de mumiën in de middelste deelen van Egypte, gedeeltelijk in de pyramiden, die verbazende gebouwen die bij eene zandwoestijn staan, en, gedeeltelijk in derzelver nabijheid, in onderaardsche
begraafplaatsen. Het balsemen geschiedde nagenoeg op de volgende wijze: een daartoe bestemd en kundig man nam de ingewanden uit het lichaam; haalde de hersenen met eenen ijzeren haak, door de neusgaten uit het hoofd, en goot in de ledige holten balsemachtige vloeistoffen. Hierop zuiverde men de ingewanden, waschte die met palmwijn, en bracht ze vervolgens weer in het lichaam, hetwelk dan 70 dagen in salpeter gelegd werd. Hierna geschiedde het eigenlijke balsemen: het onderlijf werd van balsem voorzien, en het geheele lichaam met windsels omwonden, die in cederhars, welriekende en balsemachtige oliën werden nat gemaakt, en vervolgens in eene uitgesneden, met velerlei schilderwerk versierde kist gelegd, op welker deksel doorgaans de gedaante van eene mumie geschilderd was. De mumie werd in de kist nog van een kleed voorzien, dat dikwijls zeer kostbaar was, en uit veelvuldig opeengeplakte
Byssus, eene soort van katoen, bestond, hetwelk zeer kunstig gewerkt, en insgelijks beschilderd, en dikwijls zelfs met goud en edele gesteenten versierd was. Ondertusschen was deze manier van balsemen ongemeen kostbaar, zoodat men er zich alleen bij rijken en aanzienlijken van bediende. Bij de lijken van minder gegoeden liet men de ingewanden in het lichaam, bespuitte dezelve alleen met cederhars, legde het vervolgens eenigen tijd in salpeter of
natrum, en omwond het hierna met zwachtels, die men met gom bestreek. Nog eenvoudiger was eene derde soort van balsemen, waarbij men de lijken alleen 70 dagen in salpeter, en vervolgens in de kist legde. - Nog in onze dagen balsemt men somtijds de lijken van vorstelijke personen, bisschoppen, enz.
Ook vindt men in een kapucijnerklooster, bij Palermo, in Sicilië, eene merkwaardige begraafplaats, waarin nog mumiën bewaard worden, en welke in een onderaardsch groot gewelf bestaat, dat in verscheidene hooge en breede gangen verdeeld is. In de muren bevinden zich op eene rij hooge en smalle beeldsteden, in welke eenige honderde menschelijke lichamen overeind staan, die van achter tegen den muur zijn vastgemaakt en op eene gewone wijze gekleed zijn. Behalve de door kunst voortgebrachte mumiën, vindt men er ook op verscheidene plaatsen natuurlijke die door de lucht zijn uitgedroogd. Zoo vindt men bij voorbeeld in eenen kelder van de domkerk te Bremen, welke de loodkelder
genoemd wordt, omdat daarin voorheen het lood voor daken en orgelpijpen werd gesmolten, de daarin van tijd tot tijd geplaatste lijken nog onverteerd. Behalve de menschelijke lichamen, maakten de oude Egyptenaren zekere, door hen goddelijk vereerde vogels,
Ibis genaamd, tot mumiën en béwaarden dezelve in vazen, waarvan nog vele in kleine grafkelders gevonden worden, welke bij de voornoemde pyramiden zijn aangelegd. - De mumiën werden eertijds, uit hoofde van haren balsem, tot een geneesmiddel gebruikt; doch men is daarvan sedert lang terug gekomen. Zooals men weet, bezitten vele Europesche museums van natuurlijke geschiedenis, mumiën van Egyptischen oorsprong, die, om de weetgierigheid en tevens de gewone nieuwsgierigheid te bevredigen, uit hare rustplaatsen gehaald en naar Europa overgebracht werden. Onder andere kan men Egyptische mumiën zien te Brussel, in het museum der Hallepoort, alsook te Leiden, te Dresden, in de Leipziger raads-boekerij enz.