De Vlinders.
Op deze plaat zijn afgebeeld zeven verschillende soorten van vlinders, te weten: 1e, de Zwaluwstaart, papilio Machaon: 2e, de Keizer, Apatura Iris; 3e, de gele Argus, Hipparchia Megaera; 4e, de Vanessa Polychloros; 5e, de Vanessa Urticoe; 6e, de roode Admiraal, Vanessa Atalante, 7e, de Pauwoog, Vanessa Iris.
Tot nadere aanbeveling van de in de Kroniek (blz. 115) aangekondigde uitgave der gedichten van Vervier, laten wij hier het stukje volgen, waarin de dichter de vlinders bezongen heeft en dat hier dus tweemaal te pas komt:
De vlinder.
O heerlijk pronkstuk der natuur,
Met goud getooid en met azuur!
Gij brengt op amethisten veder
Den lach der zoete lente weder.
Gij, vlinder, die zoo heerlijk praalt
Met rijke kleurenpracht bemaald,
Gij, beeld der zwakke stervelingen,
Uw lot, uw lof wil ik bezingen.
'k Bewonder de onstandvastigheid,
Die u door tuin en beemden leidt,
En dartlen doet op zooveel bloemen,
Wier lieveling gij u moogt noemen.
Gij streelt de lelie en de roos;
Gene om haar wit, deze om haar bloos,
En vliegt op pas ontloken knopjes.
Bedauwd met diamanten dropjes.
U draagt de mirt of geurge tijm;
Gij zweeft op blaadren, waar de rijm
Zijn zilvren waas op neer liet drupplen.
Wat kusjes plukt gij, onder 't hupplen!
Het zuiderwindje volgt u na,
Als wispeltuurge wederga,
En doet voor u, op dartle struiken,
Viool en hyacint ontluiken.