De Vlaamsche School. Jaargang 20
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
ANTWERPSCH MUSEUM
| |
[pagina 61]
| |
Nicolaas Rockox.Zoo er een man is, wiens naam en beeld niet ontbreken mag in een tijdschrift, dat aan de Vlaamsche kunst toegewijd is, dan is het zeker wel Nicolaas Rockox de jongere. Van dit feit toonde de redactie zich reeds doordrongen in 1864, toen een klein portret van Rockox in de Vlaemsche School verscheen. Meer dan eenig ander bijzonder burger of overheidspersoon deed hij zijn best om in de laatste helft der xvie en de eerste helft der xviie eeuw de Vlaamsche kunstenaars aan te moedigen, te steunen, te doen waardeeren. Aan zijne tusschenkomst heeft Antwerpen, of liever heeft de wereld twee der grootste meesterstukken van de schilderkunst te danken: De afdoening van het kruis uit O.-L.-V. kerk, en de Christus tusschen de moordenaren uit het musaeum. Nicolaas Rockox, zoo leert ons de catalogus van het Antwerpsch musaeum, zoon van Adriaan en van Elisabeth van Olmen, werd geboren te Antwerpen en in O.-L.-V.-kerk gedoopt den 14n December 1560. Hij huwde op 5 September 1589 Adriana Perez. Voor de eerste maal maakte hij als schepen deel van het magistraat zijner geboortestad in 1588, en werd door de aartshertogen Albertus en Isabella ridder geslagen op 8 December 1599, tijdens de blijde inkomst van het vorstelijk paar binnen Antwerpen.Ga naar voetnoot(1) In 1603 was hij buitenburgemeester, een ambt, dat hij sinds dien nog acht maal bekleedde. De Jezuïetenkerk was aan Rockox het marmeren altaar verschuldigd, dat nog bestaat ter rechterzijde van het hooge koor, maar dat op het laatst der verleden eeuw zijn schoonste sieraad, eene Heilige familie door Rubens, ten koste van zijnen verlichten beschermer geschilderd, verloor.Ga naar voetnoot(2) Aan de kerk der Minderbroeders, het tegenwoordig musaeum, schonk Rockox het hooge altaar met het bewonderenswaardige tafereel Christus tusschen de moordenaren, dat heden nog in hetzelfde gebouw prijkt. Nog liet hij in dezelfde kerk eene kapel bouwen, waarin hij onder andere het prachtige stuk, de ongeloovigheid van den H. Thomas, met zijn eigen portret en dat zijner vrouw op de luiken liet plaatsen. Hij was hoofdman van de Kolveniers, toen dezen aan Rubens de Afdoening van het kruis bestelden, die voor hun altaar in de hoofdkerk bestemd was. Onnoodig te zeggen, dat de invloed van Rockox niet vreemd was aan deze gewichtige beslissing, door de leden der schuttersvergadering genomen.Ga naar voetnoot(3) In 1625 was hij voor de laatste maal buitenburgemeester. Van 1588 tot 1636 hield hij niet op deel te maken van het bestuur zijner stad. In dit laatste jaar trok hij zich uit de zaken terug om in rust en vrede de laatste dagen zijns levens door te brengen. Hij bewoonde, zoo gaat de overlevering, het prachtige huis in de Keizerstraat, nevens den hoek der Ammanstraat, waarvan het bovengedeelte der poort versierd is met twee prachtige waterpaarden van den beroemden Antwerpschen beeldhouwer A. Quellin. Dit is echter geenszins bewezen, vermits het huis het jaartal 1647 op den gevel draagt en dus waarschijnlijk verscheidene jaren na Rockox' dood gebouwd werd; in eenen steen op de opene plaats staat 1649 gebeiteld. Hij had op 22 September zijne vrouw verloren, die hem geene kinderen had geschonken. De goederen, die hem van vaders-of moederszijde waren toegekomen, verdeelde hij bij levenden lijve onder zijne erfgenamen; hij stichtte kort voor zijnen dood 24 studiebeurzen, die nog beslaan en liet verder zijn goed aan den arme. Hij stierf op 12 December 1640, ongeveer 6 maanden na zijnen vriend Rubens. Liefde voor de kunst had beide mannen vereenigd; waar de naam van den laatste genoemd wordt, mag die van den eerste niet vergeten blijven. Rockox toch had de verdienste van ter stond na Rubens' terugkeer uit Italië he talent van den toen nog jongen man te onderscheiden, het van dan af door zijne bestellingen aan de wereld te doen kennen, en aldus aan zijne ontluiking mede te werken. Het hoog altaar der Minderbroederskerk droeg tot opschrift een Latijnsch quatrijn, aldus luidende: Aan Christus wijdde burgemeester Rockox dit altaar,
Rubens penseel maalde er het tafereel van,
Hetzij men de hand des kunstenaars of het hart des gevers aanschouwt,
Kon niets met edeler gemoed geschonken worden.
Ziehier verder eene merkwaardige getuigenis, door Rubens zelf afgelegd nopens Nic. Rockox en getrokken uit eenen onuitgegeven eigenhandigen brief van Rubens, in het bezit van den heer L. Veydt, geschreven aan Vallavez, op 3 Juli 1625: ‘Ho trattato col sigr Rouckox sopra la nostra impresa (traité du canal del Pozzo - aanteekening van Peiresc) y travatolo assai ben disposto a participarne ma che sicuramente venga ad effetto. Egli e un galanthuomo et intelligente nella antichita et potra ancora conferère Suam Symbolam delle sue servationi. et havendo la sua parte nel onore, si ben lo cognosco, non vorrebbe esser asymbolus ancora nelle spese, come non sarebbe ne anco de roggione sino ad un certo segno. Egli e ricco y senza figliuoli ma buono economo y in totto y per tutto huomo da bene, de integerrima reputatione, come e noturia al sigr de Peiresc tuo fratello, che lo ha pratticato de presenza.’ Hetgeen zich als volgt laat vertalen; ‘Ik heb onderhandeld met den heer Rockox over onze onderneming van het Pozzo-Kanaal en hem nog al geneigd gevonden om er deel aan te nemen; zeer stellig komt hij er toe over. Het is een deftig man, die zich op oudheidkunde verstaat en ons zou kunnen nuttig wezen; hij zou niet willen buiten de onkosten blijven en zou het dan ook maar moeielijk kunnen doen redelijker wijze. Hij is een rijk man, zonder kinderen, maar spaarzaam en een door en door braaf mensch, van den zuiversten levenswandel, zooals uw broeder Peiresc die met hem persoonlijk omging, het wel weet.’ Het hier bijgaande portret bekleedt, zooals men weet, eene der deuren van het stuk de Ongeloovigheid van den H. Thomas. Het | |
[pagina 62]
| |
is een waardig bewijs en een onsterfelijk aandenken der vriendschap tusschen den kunstenaar en den afgebeelde. Rockox' hoofd tintelt van leven en geest. Met nauwgezetheid heeft de schilder elke lijn, elke plooi van dit fijn gelaat weergegeven. Zijn haar en baard zijn dun geplant, de neus is scherp, maar de lijn ervan is door eene zachte plooi gebroken, de lippen zijn wat achterwaarts getrokken en doen den mond met zekere vastheid sluiten. Die kentrek, gepaard bij de ietswat hoekige wenkbrauwen, drukt een beraden en zelfstandig optredend karakter uit, terwijl de lichtende oogen, de kleine rimpels, die van hunnen half toegeknepen buitenhoek uitstralen en het gladde voorhoofd een helderdenkenden en toch zachtaardigen geest aanduiden: een man, in een woord, zooals men zich gaarne den eersten magistraat van eene groote stad, den besten vriend van een groot kunstenaar, voorstelt. Met weinig zekerheid kan men uit dit portret den ouderdom van Rockox opmaken; een vijftiger kan het zijn, maar ook wel een goed behouden zestiger. In dit laatste geval zou het stuk geschilderd zijn in 1620, na den dood der vrouw van Rockox. Wie het oorspronkelijk portret ziet, staat verbaasd over Rubens' kunst in dit vak en roept hem gereedelijk daarin, even als in zoovele andere, tot prins onzer school uit. Dit stuk onderscheidt zich, zooals geheel het werk, waarvan het deel maakt, door eene grootere verzorging dan gewoonlijk. Maar zoo die nauwgezetheid eenen schadelijken invloed op het hoofdpaneel heeft gehad, dan is zij geheel ten goede gekomen aan het hoofd van Rockox, dat er niets van zijne levendigheid, waarheid en geest bij verloren heeft. Het portret werd in 1639 door Pontius gegraveerd; Chataigné graveerde het later voor het Musée Napoléon. Bijgaande plaat is het werk van den jeugdigen plaatsnijder, F. Lauwers, aan de lezers van dit tijdschrift reeds gunstig gekend door verschillende keurige werken. Ook Van Dyck schilderde Rockox' portret. Volgens aanduiding van den eersten staat der gravuur, die Pontius ook naar dezen meester ervan vervaardigde, werd het geschilderd toen Rockox 79 jaar oud was, dus in 1639. Rockox zag er op dien ouderdom nog kloek en welbehouden uit. De vormen van zijn hoofd zijn wat gezetter, een paar rimpels doorgroeven zijn voorhoofd, de plooi bezijden mond en neus is wat verdiept, de onderkaak heeft hare vastheid verloren maar men zou den stevigen man nog even goed 60 geven als 80. Volgens aanduidingen van verschillenden aard moest dit laatste portret zich in het Maagdenhuis in de lange-Gasthuisstraat te Antwerpen bevinden; te vergeefs echter heb ik er daar naar gezocht.Ga naar voetnoot(1) Gent. Max Rooses. |
|