De Vlaamsche School. Jaargang 19
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijMattheus van Yrsel, veertigste abt der Sint-Michielsabdij, te Antwerper.De plaat, welke wij hier mededeelen, komt voort van de vroegere Sint-Michielsabdij van Antwerpen. Zij verbeeldt het wapen van den abt Mattheus van Yrsel (Irselius), veertigsten prelaat van dit klooster; rechts staat de aartsengel Michaël, patroon der abdij, welke den draak verplettert; links de H. Norbertus, stichter der witte orde van Premonstreit en apostel van Antwerpen, met satan en den ketter Tankelm onder de voeten; boven hangen kleinere wapenschilden der stad en des kloosters. Eene dergelijke plaat, maar met meer kracht en leven geteekend door Abraham Van Diepenbeeck, en op koper gesneden door Petrus Clouwet, vinden wij op de keerzijde van het titelblad van den Triomph van de christelyke leere door G. Cornelius Hazart, IIe deel. Op deze staat het wapen van den abt Geeraard Knyff, wien dit boekdeel is opgedragen, tusschen dezelfde HH. Norbertus en Michaël, maar de wapens der stad en der abdij zijn weggelaten. Het wapenschild van Irselius is van zilver met den balk van goud, vergezeld van eene roos van keel in het hoofd en drie dwarsstrepen van azuur, beneden; voor zinspreuk had hij de liefderijke woorden van den apostel: Omnibus omnia, alles voor allen. Deze verdienstelijke man, in het jaar 1541 te Eersel, in Noord-Brabant, geboren, was kanunnik der abdij van Middelburg. In het jaar 1574 werd de stad, na eene langdurige belegering, door de geuzen veroverd, en de geestelijkheid er uit verbannen. Twee der medebroeders van onzen Van Yrsel, te weten de H. Adrianus van Hilvarenbeeck en de H. Jacobus Lacops, of, beter gezegd La Coupe,Ga naar voetnoot(1) de eene pastoor, de andere on- | |
[pagina 189]
| |
[pagina 190]
| |
derpastoor te Monster, hadden twee jaren te voren hun geloof met den marteldood bezegeld. Zij maakten deel van die keurbende van christene helden welke, onder den naam van martelaars van Gorcum gekend, ten getale van negentien, door Clemens X gelukzalig, en in 1867 door Pius IX heilig werden verklaard. Van Yrsel vond eene toevlucht in de Sint-Michielsabdij, het moederhuis van het Middelburgsch klooster, doch ging weinig nadien naar de abdij van Tongerloo over. Zijne goede begaafdheden en deugdzaam leven deden hem tot de gewichtigste ambten opklimmen. Zoo was hij achter een volgens pastoor te Zammel (onder Gheel), te Alphen en te Poppel; in deze laatste plaats werd hij door de protestantsche soldaten aangehouden en naar het kasteel van Turnhout gevoerd, waar hij, in eenen onderaardschen kerker, groote ellenden te verduren had. Later werd hij pastoor te Deurne en te Minderhout, en aartspriester van Hoogstraten en Breda. Dan eindelijk, wanneer door den dood van Christiaen Michiels (Michaëlis), in den Heer ontslapen den 5n Maart 1614, de Antwerpsche abdij van haren herder was beroofd, viel de keus der kloosterlingen op den meer dan zeventigjarigen ouderling, die in het vuur der vervolging gelouterd en aan den toetssteen zijner verschillige bedieningen beproefd, zoo menige blijken zijner deugd en bekwaamheid had gegeven. Den 17n Mei 1614 werd hij tot de abtelijke waardigheid geroepen. In het zesde jaar van zijn bestuur werden het klooster en de kerk voor eene derde maal door eenen schrikkelijken brand verwoest; in 1501 of 1502 was de toren, en den 10n Maart 1528 kerk met toren nogmaals afgebrand, en aan blusschen viel er, bij gebrek aan water, niet te denken, dewijl zelf de Schelde was toegevrozen. Spoedig toch deed Van Yrsel, ofschoon met ongeloofelijke kosten, zonder iemands medehulp in te roepen, alles in vorigen luister herstellen.Ga naar voetnoot(1) Benevens verscheidene andere verfraaiingen der kerk liet hij een nieuw hoogaltaar in marmer vervaardigen, voor hetwelk Rubens zijne Aanbidding der wijzen schilderde, welke thans in het Antwerpsch museum berust. Van Yrsel overleed in het zestiende jaar van zijn prelaatschap, den 15n Juli 1629. Zijn portret, insgelijks door Rubens geschilderd, hing voordezen boven zijnen marmeren grafzerk, aan de eerste kolom van het koor der Sint-Michielskerk. Volgens eene aanteekening van Mertens en TorfsGa naar voetnoot(2) berust het thans in het koninklijk museum van Kopenhagen. F.W. |
|