De Vlaamsche School. Jaargang 19(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Reizende muzikanten. Van dorp tot dorp, van stad tot stad, Zij zwerven landen door; Europa is hun vaderland; Een doolhof zonder spoor. Zij komen hier bij feestgetij, In lente- en zomerstond, En keeren als de winter naakt Weer naar Itaaljes grond. Het noodlot dreef hen uit die streek Vol pracht en heerlijkheid, Waar, immer jeugdig, de natuur Heur' bloemengeur verspreidt. Hoe schilderachtig is hun kleed Uit lompen blauw en groen; Hun schoeisel, God! hoe kunnen zij Daarmee de reize doen? Hun loven, hoe ellendig ook, Zij slijten 't zonder klacht; Den dag in de open vrije lucht, In schelve of schuur den nacht. Dat volkje zingt in lief en leed, Als uit natuurdrift blij, Als lag er in hun ziel een sprank Van kunst en poëzij. De vader speelt, het zoontje zingt Een aardig referein Van uit het land waar immer heerscht Een hemel blauw en rein. Op 't vroolik deuntje een hondje danst, Het huppelt in het rond: Het dierken is zoo fijn geleerd Alsof 't muziek verstond. En ik.... ik open 't vensterraam, En steek het hoofd er door, Ik leen aan 't weemoedvolle lied Verrukt een luistrend oor. De vader speelt, het zoontje bidt: ‘Een penning, heerken, geef, Een penning voor mijn moeder, die Ver in Itaalje bleef?’ En iedereen, 't zij rijk of arm, Heeft voor den muzikant Een stuiver over, dien hij steekt Den jongen in de hand. Van dorp tot dorp, van stad tot stad, Zij zwerven landen door; Europa is hun vaderland, Een doolhof zonder spoor! Victorien Van de Weghe. Luik, 1873. [pagina 172] [p. 172] PLAATDRUKKERIJ DER KONINKLIJKE ACADEMIE VAN ANTWERPEN Vorige Volgende