De Vlaamsche School. Jaargang 19
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
XIIIe Nederlandsch taal- en letterkundig congres te Antwerpen.
| |
[pagina 146]
| |
dit punt, verschenen in de handelingen van het vorige congres. (Zie de Vlaamsche School, 1871, bl. 149.) De hoogleeraar Vreede, te Utrecht, heeft zich verder deze zaak met warmte blijven aantrekken. De heer P. Alberdingk Thijm, te Leuven, is met hem nader in briefwisseling getreden en heeft verklaard, zich geheel te kunnen vereenigen met de door den heer Vuylsteke in den tijd aangegeven kaartenverdeeling. Hierna heeft er zoowel mondeling als schriftelijk overleg plaats gehad met de heeren uitgevers J. Voltelen, te Arnhem, van Bakkenes, te Amsterdam en Hugo Suringar, te Leeuwarden. Er was verschil van gevoelen omtrent den te volgen leiddraad, waarvoor was aanbevolen Snellaerts Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Sommigen gaven de voorkeur aan Witkamps geschiedenis der XVII Nederlanden. Vooral de uitgevers van dit laatste werk, de heeren van Bakkenes en Co, die toch voornemens zijn daaraan eene kaartenverzameling toe te voegen, welke met eenige uitbreiding tot een afzonderlijken atlas zoude kunnen vereenigd worden. De heer Voltelen zou misschien reeds eene proefkaart op dit congres inzenden. De heer Suringar evenwel wenschte zich voorloopig liever te bepalen tot de uitgaaf van eenige afzonderlijke kaarten, en het daarop aanstippen van al wat in verband staat met de vroegere geschiedkundige, kerkelijke en andere indeelingen. Spreker twijfelde echter, of daarmede het beoogde doel, althans binnen een kort tijdsbestek, zou worden bereikt. Uit het programma der werkzaamheden is hem gebleken, dat dr. Huberts, te Zwolle, reeds zoo gunstig bekend door de vervaardiging van onderscheidene kaarten, voornemens is in de tweede afdeeling te spreken. Hij eindigde met namens de uitvoeringscommissie voor te stellen, de zaak in haar geheel te laten en in handen te stellen van den heer Huberts. Aangnomen. Dan is aan de orde het verslag nopens de: Stichting van een algemeen Nederlandsch zangverbond. De heer de Stoppelaar, heeft aan het verlangen van het vorige congres trachten te voldoen, met in overleg te treden met het hoofdbestuur van het Nederlandsch nationaal zangersverbond, te Dortrecht. Het bestuur van gemeld verbond, staande onder bescherming van Z.M. Willem III, heeft ten gevolge der te Middelburg gevoerde beraadslaging, den 12n Januari jl. eene bijeenkomst gehouden, waarbij ook de heer Vuylsteke van Gent tegenwoordig was. De oprichting van een algemeen Nederlandsch zangverbond is alstoen ernstig besproken, zooals blijkt uit het verslag dier zitting. De wenschelijkheid van zoodanige stichting werd eenstemmig erkend, aan de mogelijkheid werd evenwel getwijfeld. De heer Vuylsteke vreesde, dat de Zuid-Nederlandsche liedertafels niet zouden toetreden, ten ware het de bedoeling was, muziekfeesten met gemengd koor op groote schaal in te richten, beurtelings in Noord- en Zuid-Nederland. Het ligt in den geest der Zuiderbroeders, om kampstrijden te houden, iets wat volstrekt niet de bedoeling van het Nederlandsch verbond is. Het beurtelings bijwonen van een zangersfeest zou ook vele geldelijke offers vorderen, wat voor de meeste leden bezwaren zou opleveren. Later is de verslaggever nog met den heer Vuylsteke in briefwisseling geweest, en hij verzoekt deze zijne denkwijze mede te deelen. De heer J. Vuylsteke is ten volle overtuigd van het wenschelijke der oprichting van een verbond tot verbetering van het meerstemmig mannengezang, tot verheffing van voortbrengselen der nationale kunst en tot verbroedering der Noorden Zuid-Nederlandsche zangers. Maar het zal groote moeielijkheden opleveren om zoo iets tot stand te brengen; wijl, zooals men reeds in zijne afwezigheid verleden jaar te Middelburg heeft doen opmerken, in Noord-Nederland in de beschaafde standen het Duitsch en hier de Fransche taal de kroon spannen. Over een protest daartegen ingebracht, verklaart hij zulks ook te hebben opgemaakt uit de daartoe door hem geraadpleegde stukken. De heer de Stoppelaar vraagt, of de heer Vuylsteke bij de Zuid-Nederlandsche kringen inlichtingen heeft ingewonnen, of zij zich zouden aansluiten bij het bestaande verbond. De heer Vuylsteke verklaart tot zijn leedwezen desaangaande niets te kunnen verzekeren. Wordt verzonden naar de 3de afdeeling. Nu volgt aan de orde: Verzoek tot de Noord-Nederlandsche regeering gericht, om de toegezegde regeling van het kopijrecht niet op de lange baan te schuiven, en kennisgeving aan het Zuid-Nederlandsch staatsbestuur om het kopijrecht in beide gewesten op eenparigen voet te regelen. Hierover moest verslag worden uitgebracht door den heer A.C. Kruseman, maar deze was niet aanwezig. De Voorzitter zegt: dat op het vorig congres eene reeds vroeger benoemde commissie gemachtigd was geworden, om zich namens het congres te wenden tot de Nederlandsche regeering met het verzoek, om de de toegezegde regeling van het kopijrecht niet op de lange baan te schuiven en tevens het Zuid-Nederlandsch staatsbestuur in kennis te stellen met de belangen der letterkundigen en boekhandelaars, om het kopijrecht in beide gewesten op eenparigen voet te brengen. Hij zal het woord verleenen aan een der leden dier commissie. De heer G.M. de Stoppelaar antwoordt hierop dat de heer A.C. Kruseman, eerstgenoemde dier commissie, hem bij schrijven van 20 Juni jl. gemachtigd heeft om in haren naam uitstel te vragen, daar hare beraadslagingen nog tot geene gewenschte uitkomst schijnen te hebben geleid. Wordt verzonden naar het volgende congres. De Voorzitter geeft verslag over de Pogingen bij de Belgische regeering aangewend, opdat ten minste bij eene van de rijks-hoogescholen een stoel worde opgericht, ter aanleering der Germaansche talen en letterkunde met bijzonderen terugblik op het Nederlandsch. Hij herinnert dat de heer J. Brouwers te Middelburg had verklaard, geen antwoord te hebben ontvangen; derhalve stelt de heer Heremans voor, namens dit congres met een beredeneerd verslag op nieuw bij den minister aan te dringen. Hoogleeraar Kern, van Leiden, stelt voor weg te laten: met bijzonderen terugblik op het Nederlandsch. Een en ander wordt aangenomen. De heer N. Beets stelt als ordemotie voor, om tot de eigenlijke werkzaamheden over te gaan en het uitbrengen der verslagen tot eene andere algemeene vergadering te verschuiven; hetgeen met algemeene toejuichingen werd aangenomen. | |
[pagina 147]
| |
De klank der concertzaal waarin het congres zijne algemeene vergaderingen hield, liet zooveel te wenschen, dat men soms moeite had om de sprekers, op eenigen afstand van het spreekgestoelte te verstaan en de heer A. Bergmann zelfs het voorstel deed, van lokaal te veranderen, welk voorstel, bestreden door den heer D. Van Spilbeeck, gewezen werd van de hand. Daarentegen nam de vergadering het voorstel van den heer O. Perier aan, strekkende om in 't vervolg de verslagen over zaken, op vorige congressen onafgedaan gebleven, te doen drukken, ten einde den tijd te sparen die voor elk nieuw congres aan de voorlezing van die verslagen verloren gaat. (Wordt voortgezet.) |
|