Koninklijke academie van beeldende kunsten te Antwerpen.
Op bladz. 61, hebben wij de namen medegedeeld der schilders, aangenomen om mede te dingen naar den prijs van Rome. Voor de voorbereidende proef, begonnen op 24 Maart, had men de volgende onderwerpen opgegeven: 25 Maart. Uitdrukkingshoofd. Onderwerp: Droefheid en verontwaardiging van Philoctete, ziende dat Ulysses zijne wapens genomen heeft. Philoctete, een der Grieksche veldoversten, bij het beleg van Troja, was in het bezit der pijlen van Hercules. Gekwetst zijnde begaf hij zich, lijdende aan zijne wond, met zijne wapens, naar het eiland Lemnos. Het orakel gezegd hebhende dat Troja niet kon veroverd worden zonder de hulp der pijlen van Hercules, begaf Ulysses zich naar Lemnos; en Philoctete niet hebbende kunnen overhalen om hem te volgen, ontnam hij hem, terwijl hij sliep, zijne pijlen. Deze ontwaakt zijnde, werd van droefheid en verontwaardiging bevangen.
27 Maart. Samenstelling van eene geschilderde schets, voorstellende: De verheffing van Joseph. Pharao deed Joseph uit den kerker halen; hij werd geschoren, gekleed en voor den koning gebracht. Pharao zegde tot Joseph: ik stel u over het geheele land van Egypte. En zijnen ring van zijne hand nemende, stak hij dien aan de hand van Joseph; hij deed hem een fijn linnen kleed aantrekken en hij hing eene gouden keten om zijnen hals.
Genesis. XLI.
31 Maart en 7 April. Schildering naar het leven, in twee afdeelingen. De beoordeeling van den voorloopigen kampstrijd had plaats den 12 April.
Eindelijke prijskamp. Onderwerp: De H. Laurentius, diaken der kerk, de armen, de maagden en de weduwen, als schatten der kerk, den stadhouder-rechter aanbiedende. De milde aalmoezen, door den H. Laurentius uitgedeeld, waren oorzaak dat hij vervolgd werd. De rechter, die de stadhouder was, nog meerder verliefd op het goud dan op de valsche godheden wier eerdienst hij wilde staande houden, dacht hem terzelfder tijd het geld der kerk en den schat van zijn geloof te kunnen ontnemen. Hij deed hem vóór zijne rechtbank verschijnen; en na hem ondervraagd te hebben, vroeg hij hem waar zich al de rijkdommen bevonden, welke hem toevertrouwd waren; willende Laurentius verplichten, hem dezelve af te leveren. De heilige beloofde hem dezelve te toonen, maar verzocht hem drie dagen om ze te vergaren. Dit uitstel werd hem verleend. Zoodra hij den rechter verlaten had, vergaderde hij al de armen, welke door de milddadigheid der kerk gevoed werden, er bijvoegende de gewijde maagden en weduwen, welke door de kerk onderhouden werden. Op den vastgestelden dag, bood hij zich aan, met de armen, in de verhoorplaats. De rechter, verwonderd zijnde, vroeg hem waar de schatten der kerk waren, welke hij beloofd had te toonen. Laurentius antwoordde, de armen, de maagden en de weduwen aanbiedende, dat dit alle de rijkdommen en alle de schatten der christenen waren. Dit had plaats te Rome, ten jare 257 na J.-C.
Door ministerieel besluit van 25 Juli werden tot leden van de jury benoemd de heeren N. De Keyser, P. Beaufaux, G. Guffens, J.J.E. Stallaert, A.N.N. Robert, J.F. Portaels, E. Slingeneyer, F. Pauwels, Th. Canneel, L. De Taye, A. Chauvin; bijgevoegde leden: J. Swerts en Jos Van Lerius. Na eene langdurige beraadslaging werd er besloten, geen eersten prijs toe te kennen en werd den heer E. Siberdt den tweeden prijs toegewezen. De werken werden openbaar tentoongesteld gedurende acht dagen; de beslissing van de jury werd als zonderling beschouwd; zij gaf aanleiding tot het vragen van eene algemeene tentoonstelling van alle de tafereelen der bekroonden in de vroegere prijskampen; want algemeen wordt beweerd dat verschillende vroeger plaats gehad hebbende prijskampen minder goed waren dan deze. De afdeeling der beeldende kunsten van het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen te Antwerpen heeft ook besloten, gemelde tentoonstelling te vragen.