De Vlaamsche School. Jaargang 19
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijSterfgevallen.JAN VAN DER LINDEN, oud-schepen der stad Antwerpen en voorzitter van het Antwerpsch Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen, is den 14n April te Antwerpen overleden, in den ouderdom van slechts 47 jaren. Onder een zeer grooten toeloop van vrienden, werd de aflijvige op 17 April ter aarde besteld. Aan zijn graf werden redevoeringen uitgesproken door de heeren L. De Wael burgemeester; E.J. Grangaignage; H. Kreglinger en L. Elskamp. JAN-VALENTIJN BENDER, de uitstekende muziek bestuurder van de gidsen, en opziener der muziekkorpsen van het Belgische leger, is op 14 April in 72-jarigen ouderdom overleden. Hij was te Bechtheim (Worms) geboren. In 1826 stond hij als muziekmeester aan het hoofd der Antwerpsche Harmonie. JUSTUS LIEBIG, de beroemde scheikundige, in 1803 te Darmstadt geboren, is den 18n April te Munchen overleden, na een voor de menschheid ongemeen wel vervuld leven. De wetenschap dankt hem eene gansche reeks nuttige uitvindingen en belangrijke waarnemingen. Als leeraar vormde hij honderde mannen, die zich verdienstelijk hebben doen kennen. De meest populaire uitvinding van den baron Liebig en zeker niet de minst gewaardeerde is de bereiding van het naar hem genoemde vleesch-extract, dat ons in 1871, blz. 116, stof leverde voor een opstel en eene plaat. VICTOR DE MEYER-ROELANDTS, de verdienstelijke tooneelschrijver, aan wien onze letterkunde de Klopgeest, het Badmeisje, Hanske de Schapendief, de Geuzendans, de Kwaal des tijds, Vernuft en geld, Einde goed alles goed, Daniël of het slot van Uitkerke en vele andere tooneelgewrochten te danken heeft, is op 19 April te Gent overleden. Hij werd den 25n December 1808 te Wetteren geboren. Zijn afsterven is voor het Vlaamsch tooneel een gevoelig verlies. De aflijvige was een hartelijk en welwillend man, die als het ware niet dan vrienden telde. Hij werd den 21n April onder een grooten toeloop begraven. Aan het graf van den betreurden schrijver werden twee redevoeringen uitgesproken: door den heer J. Vuylsteke en den secretaris van de maatschappij der meesters schoenmakers. EDWARD CAMPENS, die zich zoo veelzijdig voor de wetenschap en de Vlaamsche letterkunde verdienstelijk maakte, is op 21 April in 53-jarigen ouderdom overleden. Onder andere belangrijke werken, bezitten wij van hem de Scheikunde of chemie, ten behoeve van het landhuishoudelijk onderwijs en Schetsen uit het dierenrijk, waarvan de uitgaaf door het Willemsfonds bezorgd werd. LODEWIJK-JULIAAN FUCHS, de verdienstelijke kunstschilder, is op 23 April na eene langdurige ziekte te Antwerpen overleden. Hij werd in 1814 te Rijssel geboren. Zijn vader, kapitein ter zee in Hollandschen dienst, sneuvelde in 1819 in Oost-Indië. Op 15-jarigen leeftijd ging ook Lodewijk-Juliaan op de Hollandsche vloot dienen en in 1841 voerde hij in den oorlog tegen de Atchinezen het bevel over de goelet Sylphe. De verderfelijke invloed, door de Indische luchtgesteltenis op zijne gezondheid uitgeoefend, had echter voor gevolg, dat hij verplicht was in 1846 zijn pensioen te vragen. Hij kwam zich met den woon te Antwerpen vestigen en legde zich op de schilderkunst toe. De heer P. Génard schreef in 1859 hem aangaande:Ga naar voetnoot(1) ‘De adem der kunst bezit eene onweerstaanbare kracht voor al wie eenig gevoel van het schoone bezit. De betrachting der kunstschatten onzerstad en der meesterstukken der Vlaamsche School, zoo mild in ons vaderland verspreid, boeide zoo zeer de aandacht onzes zeemans, dat zij in hem het verlangen deden ontstaan om het schilderen te beproeven. Met vreugde ontwaarde hij dat deze arbeid hem het minst vermoeide, en van dit oogenblik wijdde hij zich met liefde aan een vak toe dat hem troost en opbeuring schonk.’ Zijn reeds gevorderde leeftijd belette hem niet, de lessen der Antwerpsche academie te komen volgen; zoo groote vorderingen maakte hij, dat op de driejarige tentoonstelling van 1852 drie schilderijen van zijne hand voorkwamen, te weten: Een gezicht uit de provincie Namen, Boorden van een bosch en Heide in de omstreken van Putte. Sedert dien nam Fuchs aan schier alle tentoonstellingen deel. In 1855 werd hij met algemeene stemmen benoemd als secretaris der afdeeling van beeldende kunsten van het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen. In 1859 (blz. 65) en 1860 (blz. 165) gaven wij twee platen naar schilderijen van Fuchs en de betreurde kunstenaar bracht voor ons tijdschrift ook eene schilderij van Ed. De Vigne in plaat (1860, blz. 164). Als kunstenaar is ons in Lodewijk-Juliaan Fuchs een verdienstelijk schilder ontvallen, wiens gewrochten zijnen naam eervol zullen doen voortleven; als mensch laat de overledene in zijnen huiskring en in zijne omgeving eene leemte die zooveel te grooter mag genoemd worden, omdat de liefdevolle, edelaardige, onbaatzuchtige karakters minder talrijk zijn. Wie was rechtschapener dan Fuchs? Hij mocht genoemd worden een toonbeeld van burgerdeugd. De velen die hem gekend, geëerd en bemind hebben zullen het getuigen en zoolang hunne harten kloppen er den onvergetelijken vriend eene plaats in bewaren. Onder een grooten toeloop werd de heer Fuchs den 26n April op Stuivenberg begraven; delijkdienst had ten 10 ure in St.-Josephs kerk plaats gehad. Aan het graf sprak de heer Jos. Delin eene treffende redevoering uit. De heer Jos. Alberdingk-Thijm, letterkundige | |
[pagina 88]
| |
te Amsterdam en schoonbroeder van den overledene, zegde in geroerde taal de opgekomenen dank, voor de eer en de vriendschap aan zijnen bloedverwant bewezen. |
|