tegenwoordigers; met dezen laatste leefde hij in de innigste vertrouwelijkheid.
Luckx bewerkte zijne tafereelen met nauwgezetheid. Zij zijn vol fijnheid, schitterend van kleur en zeer gezocht. Men mag met recht zeggen, dat hij de genre-schildering veredelde; want hij wist aan zijne samenstellingen eene waardigheid te geven, welke men in dat vak niet altijd ontmoet.
Te bejammeren is het, dat wij al zijne werken niet kunnen aanwijzen en de museums en schilderijenverzamelingen niet kennen waar ze geplaatst zijn; zij zijn echter niet zeer talrijk, daar uit eene eigenhandige aanteekening van den schilder blijkt, dat hij in tien jaren maar 42 schilderijen uitvoerde. Wij laten hier volgen, wat wij daaromtrent hebben kunnen achterhalen.
1o In de tentoonstelling, in 1830 te Brussel gehouden, bevond zich van hem eene groote schilderij, verbeeldende eene dier moordenaarsdaden, door de Turken in de Grieksche omwentelingen gedaan. Prins Willem van Oranje had het stuk voor 3000 gulden aangekocht, doch daar de Belgische omwenteling toen juist uitbarstte, werd er aan dien koop geen gevolg gegeven. Deze en een Les gevende Schoolmeester en Grootvaders geboortedag, benevens de 39 voltooide schetsen van al zijne overige tafereelen versieren heden de woning der achtbare jufvrouwen Luckx, te Mechelen. Voor het eerste bovengenoemd schilderstuk, zoo keurig van samenstelling, zoo krachtig van kleur, zoo ijselijk van waarheid, heeft onlangs een Amerikaansch liefhebber een hoogen prijs geboden, en voor de derde, bebekroond op de Brusselsche tentoonstelling van 1848, met het eermetaal der 2e klasse, werd onlangs door het Belgische rijksmuseum eene milde som aangeboden, maar de jufvrouwen Luckx willen zich van dit stuk, zoo min als van de andere, ontdoen.
2o In eene der tentoonstellingen zijner geboortestad zag men van Franciscus Luckx een tafereel, voorstellende een Grieksch krijgsman op zijn wapen rustende, en op den achtergrond eene vrouw met een jong kind. Deze schilderij werd aangekocht door de commissie en viel door het lot ten deel aan den beeldhouwer Tambuyzer.
3o In het kabinet des konings van Beieren pronkt van Luckx een prachtig binnengezicht, welk tafereel in plaat uitgaat.
4o In het museum van Mechelen vindt men van denzelfden schilder: een Biddende monik, en twee schetsen, waarvan de eene het binnengezicht eener landhoeve, en de andere eene episode uit de Grieksche geschiedenis voorstelt. Weinige maanden vóór zijn overlijden, had Luckx aan zijne geboortestad eene zijner schilderijen beloofd; doch zijn te vroege dood heeft hem belet, zijner belofte te kunnen voldoen.
5o Drie tafereelen van Luckx versierden eertijds het schilderijenkabinet van den heer Gabriël de Lessert, te Parijs, en zijn in 1869 openbaar verkocht aan de volgende prijzen: Dominospelers, fr. 6000, aan den heer Say; het achtermiddageten, fr. 2700, aan den heer Wasseneer; een binnengezicht eener Vlaamsche herberg, fr. 3,800, aan den heer Auguiot.
6o Eene uit het venster kijkende vrouw, een puik tafereel werd in de publieke verkooping bij den heer Van Becelaere, te Brussel, voor 2000 franken verkocht.
7o De booswicht: aangekocht door eenen liefhebber van Rijssel, in de verkooping bij den heer Van den Berghe, te Brussel.
8o Op 17 December 1872, in de veiling van den baron Van Brienen (zie blz. 8) golden twee binnengezichten, van Luckx, fr. 7150.
9o In de veiling der verzameling R. Papin, te Parijs, op 29 Maart aanstaande, zal van Luckx te koop komen, een tafereel, een Koopman in vruchten en bloemen voorstellende. De koopman houdt een bloempot vast en biedt hem eener jonge jufvrouw aan die geld zoekt in hare beurs. Het tafereel is op hout geschilderd, 58 cent. hoog, 45 breed, en geteekend 1844.
10o In de verzameling van wijlen den heer W.H. De Heus de Nijenrode, welke op 24 April aanstaande te Utrecht zal verkocht worden, treffen wij van Luckx de volgende schilderij aan: De vroolijke schoenmaker, op paneel, 52 cent. hoog en 42 breed.
Van de door Luckx vervaardigde portretten waarover wij hierboven spraken, zijn slechts de volgende door ons gekend: de heer en mejufvr. Vermeulen; mevr. de Bors; de heer Petrus de Meester-Backx; de eerw. heer Faijd'herbe, priester; mevr. Pouppez; de prins-aartsbisschop de Mean, voltooid na diens dood en in plaat uitgegeven; dit tafereel is te Luik in bezit der familie van den kerkvoogd; de familie des graven van Marnix; de generaal Capiaumont; dit laatste portret was op de Brusselsche tentoonstelling van 1848.
Van het leven des betreurden kunstenaars is, gelijk wij reeds gezegd hebben, te weinig bekend, om daarvan een lang omstandig verhaal te kunnen maken. Alleenlijk willen wij in weinige regelen zeggen hoe hij was als mensch, en dit weinige zal zijner nagedachtenis tot grooter eer verstrekken, dan eene door romantische avonturen opgesmukte levensgeschiedenis zou vermogen te doen.
Luckx was zachtmoedig, zedig, openhartig; zijne verhevene inborst maakte hem bij elk bemind; zijne liefdadigheid kende geene palen; voor zichzelven geene behoeften kennende, deelde hij altijd het grootste gedeelte der opbrengst zijner verkochte kunstwerken aan de armen uit, zoodat hij bij zijn overlijden niets dan eenige kostbare schilderijen aan zijne achtbare zusters achterliet.
Onpasselijk zijnde, zoo het schijnt, zou Luckx zijne gezondheid veronachtzaamd hebben, toen de cholera met haar verwoestenden adem, zijn kwijnend levenslicht voor goed kwam uitdooven. Hij stierf aan deze verschrikkelijke ziekte te Brussel, den 29n Juli 1849. Zijn lijkdienst geschiedde in Ste-Gudulakerk, en zijn stoffelijk overschot werd op het kerkhof van St Joost-ten-Noode aan de aarde toevertrouwd.
Mechelen.
C. Seffen.