Stad Antwerpen.
Driedubbele Prijskamp van tooneelletterkunde.
Drama. - Comedie. - Blijspel.
Aan de Nederlandsche schrijvers.
Mijne Heeren.
De nieuwe schouwburg door de stad Antwerpen voor 't Nederlandsch tooneel gebouwd zal zeer waarschijnlijk in den loop van dit jaar worden ingehuldigd.
In den geest der bevolking is dit prachtig gebouw bestemd tot een tempel der kunst.
De gemeenteregeering begrijpt de belangrijkheid der plicht die op haar rust om het nationaal tooneel aan zijne hooge bestemming te doen beantwoorden. In Noord, als in Zuid-Nederland is de tooneelkunst niet op de hoogte van andere landen, ofschoon misschien geen volk op aarde in schouwspelen meer belang stelt dan de afstammelingen der Vlaamsche en Hollandsche rederijkers uit vroeger tijd.
Heeft men over gansch de Nederlanden gebrek aan tooneelspelers, niet minder is er gebrek aan tooneelschrijvers. Alom wordt dan ook geïeverd om aan goede stukken en goede vertolkers het aanzijn te schenken. In meer dan één letterkundig congres werd de toestand van 't Nederlandsch tooneel besproken, en nadat het Belgische staatsbestuur, voor verdienstelijke stukken, premiën en prijzen had ingesteld; nadat Brussel, Gent, Antwerpen declamatielessen hadden ingericht, stichtmen thans in Amsterdan, met de hulp der maatschappij Tot nut van 't algemeen, eene volledige tooneelschool.
Ons volk, het Vlaamsche volk vooral, is voor 't schouwspel nog oorspronkelijk eenvoudig. Door en voor dat volk, hetwelk zoo rijk met kunstgeest is bedeeld, is een tooneel te stichten dat wellicht tot eene verbazende kunsthoogte zou worden opgevoerd.
De Antwerpsche gemeenteraad wil zijn ruim aandeel bijbrengen tot den groei en den bloei der nationale dramatische kunst. In hare drie hoofdvormen van Drama, Comedie en Blijspel, wenscht hij dat de heerlijke schouwburg voor haar opgericht een tijdvak van hooge waarde en bewondering, het tijdvak eener degelijke school, zou ontsluiten. De stad der beeldende kunsten, wier museums en kerken met de meesterstukken der schildering prijken, verlangt vurig ook dat op haar tooneel de werkelijke wereld optreden en handelen zou in de volmaakste vormen der levende kunst.
Onze letterkunde bezit, doch niet vele, tooneelgewrochten van buitengewone verdiensten. Om eenheid te houden in 't louteren van den kunstsmaak en tevens ‘geld te winnen,’ moet men eene rijke keuze zulker stukken bezitten.
Ten dien einde, en voor het begin, opent de stad een driedubbelen prijskamp van tooneelletterkunde. Zij stelt geene eischen die de schrijvers in de vinding of bewerking van gewrochten zouden hinderen; geene regels schrijft ze hun voor: zij mogen hunne onderwerpen kiezen in de geschiedenis gelijk in den tegenwoordigen tijd, op het veld der gebeurtenissen als in het rijk der verbeelding, en ze behandelen in verzen of in proza; ook voor de kortheid en de lengte der stukken wordt hun de volste vrijheid gelaten. Alleen wordt hun herinnerd aan 't gebied van 't ware en 't schoone. En te recht! wie ons volk op het tooneel naar waarheid wedergeeft, zal niet onzedelijk, wie het weet voor te stellen naar de wetten der schoonheid, zal niet