Eerste inval der Franschen te Lier.Ga naar voetnoot(1)
(20 November 1792 tot 24 Maart 1793.)
Ontvangst der Franschen. - Oproeping van het Magistraat van 1790. - De straten herdoopt. - De vrijheidsboom geplant - Eerste volkskeus - Toestand des lands. - Pogingen om ons land bij Frankrijk in te lijven. - De slag van Neerwinden. - De Franschen ontruimen de stad.
Op Maandag 20 November 1792 zouden de beruchte Franschen hunnen intocht doen. Generaal Dumouriez had hen als verlossers aangekondigd; ieder wedijverde om hen als vrienden te onthalen. De beierd speelde, de klokken van kerken en kloosters luidden, een muziekkorps vervulde de lucht met vroolijk geschal, en zingend begaf zich de volksmenigte naar de Mechelschepoort, onder het aanheffen van het liedje:
‘Charnibleu! wat zullen wij dansen,
Morgen vroeg dan komen de Franschen;
Ik heb het gelezen in de Courant,
Morgen zijn de Franschen in 't land.’
Om 9 uren verscheen eene flankeurs-brigade van het leger van Dumouriez, onder bevel van den Maréchal-du-camp Jean Skey Eustace voor de stadspoort, en werd met een luidruchtig vivat begroet.
Op de Markt stonden de dekens der ambachten, met den heer Guill. De Kinder aan het hoofd, allen met de Fransche kokarde op den hoed. Stads secretaris Maluin heette den bevelhebber welkom, leidde hem naar het stadhuis, waar het compliment wijdloopig herhaald werd.
Jean Skey EustaceGa naar voetnoot(2) verklaarde in zijn schriftelijk antwoord, dat Dumouriez, ‘de schrik der dwingelanden en de vader der vrije mannen,’ hem gezonden had, om aan de Brabanders de verlossing en de vrijheid te brengen. 's Anderdaags vertrok hij naar Herenthals, na het Magistraat van den Patriottentijd opgeroepen te hebben, en bevelen achterlatend, om den Vrijheidsboom te planten.
Vrijdag 24 November werd voor die nieuwe plechtigheid bestemd. Omtrent het middaguur werd ter voorpui de proclamatie van Dumouriez, de aanstelling der Magistraten van 1790, en het programma der feestlijkheden afgekondigd.
Daags te voren had men aan de straten nieuwe Fransche namen gegeven, die op geschilderde borden op de hoeken prijkten. De Markt heette la place Washington, de Rechtestraat rue Dumouriez, de Ruischbroekstraat rue Cara, de Lisperstraat rue Eustace, de Antwerpstraat rue Petion, de Mechelstraat rue Rolland, de Eckelstraat rue Servant.
Te twee uren luidde de triomfklok, vergaderden de genoodigden, en te drie uren begaf zich de stoet op weg naar St-Gommaruskerk. Een muziekkorps opende den trein, de fourier Busschots droeg de muts van liberteit en egaliteit, daarna volgde het Magistraat, met de ambachten, de reguliere en seculiere geestelijkheid met al de pastors en oversten der kloosters, en eindelijk de gilden, onder bevel van dokter Rutgeerts als majoor.
De koordeken P.J. Heylen wachtte aan het hoofd van kanunniken en kapelanen, en geleidde de overheden op het hooge koor, waar de Jacobijnenmuts, op eene tafel geplaatst, plechtig gewijd werd.
Daarna keerde de stoet weder naar de Place Washington, en de vrijheidsboom werd te midden der Markt geplant, onder de kreten van leve de Vrijheid! leve Dumouriez! leve Petion! leve de Nederlandsche Republiek! en het spelen der muziek. Een tweede bezoek aan de kerk, waar het Te Deum werd aangeheven, en een défilé van al de gilden voor het raadhuis, voltrokken het feest,Ga naar voetnoot(1) waarvan de beschrijving eindigde met het rijmpje:
Vry te zyn, om vry te leven,
Moet ons vryheydseendracht geven;
Is den vryheidsboom geplant.
Na het feest kwam de inrichting. Voor de eerste maal zou het volk zijne Magistraten kiezen, en zijne wenschen doen kennen. Door de dekens, op hunne kamers vergaderd, verklaarden de oudermans en de supposten der ambachten, ten getale van 1522, te willen zijn een vrij volk, te behouden de drie Staten van Brabant, met toevoeging van eenige vertegenwoordigers der stad Lier. Verders wenschten zij de katholieke religie als de eenige te zien erkennen, vergden voor hunne dekens en afgevaardigden het benoemen der Magistraten, en bepaalden, dat alle lasten door allen moesten gedragen worden, zonder uitzondering van geestelijken of wereldlijken, met verder behoud van al de oude vrijdommen der stad. De burgers, in hunne wijken verzameld ten getale van 1503, vereenigden zich met die wenschen, welke insgelijks door de 251 broeders der gilden werden bijgetreden (3 December 1792, het eerste jaar der vrijheid).
Op 6 December werden die wenschen van 3276 kiezers op het raadhuis gedragen door de afgevaardigden der twintig ambachten, der drie gilden en wijken, die overgingen, bij onderteekende stembriefjes, tot het kiezen der Magistraten. Camio werd schout, De Kinder burgemeester, Van Bouchout president-schepen en Maluin secretaris benoemd; zij namen bezit van het bestuur, na den eed van getrouwheid aan den wil van het Liersche volk te hebben afgelegd, op 10 December, omtrent 7 uren 's avonds, in bijwezen van het volk, te dien einde op de Markt, door stads trompetter opgeroepen.
Die beginselen gaven goede hoop, en men berustte in de schoone beloften der Franschen. Dumouriez meende het overigens niet slecht met de braves Brabançons, gelijk hij ons volk noemde. Zijn inzicht was eenen vrijen Staat in te richten, doch hij ontmoette niets dan afgunst en wedijver van provincie tegen provincie, van stad tegen stad. Brabant wilde niets toegeven aan Vlaanderen, Antwerpen en Leuven zich niet met Brussel verstaan, doch waren het eens om aan de kleine steden het recht van vertegenwoordiging te ontzeggen, dat zij haar