en den jongen graaf te gemoet. De vroolijkheid zijns gemoeds, sprak uit zijnen groet.
- Jaag ik onwillig mijn duifje van mij weg? en is het thans uit eigen beweging naar zijn veilig nest wedergekeerd - haar toevluchtsoord voor nu en immer? en hij strekte de armen uit met een blik vol fiere teederheid, zoo als de jonge minaars uitstralen laten wanneer zij eerst gevoelen, dat, met hunne toekomende vrouw te liefkozen, zij voor immer de lichtzinnigheid des jongelings afwerpen en de plichten en waardigheden des mans op zich laden.
Letticia durfde naar hem niet opblikken, uit vrees dat haar hart haar zou begeven hebben - haar hart, dat reeds half gebroken, het thans als een plicht achtte, een ander hart te breken. Mogelijk gevoelen de vrouwen scherper, hoe droevig het is deze smart aan iemand toe te brengen, en in dien dit moedwillig gebeurt, hoe zwaar om dragen die zonde zijn moet! Zelfs met haar vlekkeloos geweten, gevoelde Letticia zich bijna schuldig, om deze onwaardeerbare liefde op zich gehaald te hebben. Bleek en bevende, begon zij woorden te spreken, die zij als de beste, de ootmoedigste en zachtste voor dit oogenblik, zich in den geest geplant had. - Mijlord Gowrie! - Neen, zoo niet, lieve Letticia, noem mij William, zooals gij placht de doen in duurbare vervlogene dagen.
Door deze zinspeling werden hare woorden onderbroken en zij barstte in tranen los. Och! William, waarom bleeft gij voor mij niet steeds een broeder? Ik ware dan zoo gelukkige geweest!
- En nu?
- Ik gevoel mij diep, - diep ongelukkig.
Er was een minuut van sprakeloosheid, gedurende welke lord Gowrie's gelaat veranderde en hij tegen eene onbepaalde vrees scheen te worstelen. Eindelijk vroeg hij op een kouden toon dien Letticia al hare kalmte terug gaf: Waarom?
- Omdat, murmelde zij, met droevigen ernst, daar er geen twijfel noch tegenspraak in haar hart bestond, omdat ik uwer liefde niet waardig ben, vermits ik u met geene wederliefde beloonen kan!
Voor een enkelen stond bekleedde Lord Gowrie zich met al zijnen voorvaderlijken hoogmoed. Mejufvrouw Letticia Calderwood het spijt mij dat... dat... Hij stamelde, hield op van spreken, en zich op een houten stoel werpende, liet hij zijn hoofd in de hand zinken, en worstelde tegen 's jongelings eersten zielenangst. - tegen eene verworpene liefde.
Letticia knielde aan zijne voeten neder. Zij sloot zijne krampachtig ineengedrongen handen in de hare, en over beide viel een regen van zilte tranen; maar welke hoop, welke troost kon zij hem inspreken? Zij dacht niet eens aan hunne wederzijdsche verhouding als eenvoudige maagd en minnaar, - zij zag alleen haar ouden speelmakker door een doodenden angst vermeesterd, en door hare eigene hand zoo zwaar geslagen!
- William, fluisterde zij met gebrokene stem, denk niet slecht over mij. Ware het mij mogelijk u gelukkig te maken, ik zou het gaarne doen, maar ik kan niet! ik durf uwe vrouw niet worden, omdat ik u niet bemin zooals eene vrouw moet beminnen.
- Het is dus toch waar, dat gij mij niet bemint, murmelde den jongen graaf. Maar hij kreeg geen ander antwoord dan een droevig stilzwijgen. Na eenige stonden vervolgde hij op smartelijken toon: Dan heb ik mij als een uitzinnige, of gij hebt mij bedrogen. Waarom bloosdet en beefdet gij, wanneer wij verleden avond elkander ontmoeteden? Waarom, voor onze ontmoeting, zag ik u zoo verlangend, zoo hartstochtelijk naar de baan blikken langs waar ik tot u komen moest? Was die blik den ook valsch?
Letticia stond recht. en een hoog rood beklenrde haren hals en hare wangen. Mijlord Gowrie, in weerwil ik mij door u vereerd gevoel en ik er u dankbaar over ben, gij bezit echter het recht niet -
- Ik bezit het recht van iemand wiens leven gij vernietigd hebt, die gij eerst verblind hebt, en verder door overdrevene liefde uitzinnig maaktet! Mejufvrouw Calderwood - Letticia -
Deze aanbeden naam uitsprekende, scheen zijne gramschap te breken en weg te smelten, evenals de geringste aanraking het gesmolten glas verbrijzelt. Toen hij wederom het woord ‘Letticia’ uitsprak, was het op een zoo ootmoedigen, zoo smartvollen toon, dat zij, dit hoorende, als eene echte vrouw alles vergat en vergaf.
- Ik deed u nimmer ongelijk aan, Wiliam; want nooit dacht ik door u bemind te worden. Op mijn geweten, nooit droomde ik van liefde, tot wanneer...
- Ga voort.
- Ik mag niet - ik mag niet! En weder zweeg zij, doch bittere tranen lekten haar van de wangen.
Na eene korte wijl kwam Lord Gowrie haar nevens de zijde staan, maar zoo veranderd, dat lange jaren levens misschien niet zouden kunnen te weeg brengen hebben wat het laatst verloopen uur gedaan had. ‘Letticia! zeide hij, dat vrede en vergeving tusschen ons beide besta. Ik zal heengaan, en gij zult door geene verdere liefdebetuiging meer bedroefd worden. Vooraleer ik vertrek, echter, zeg mij, of ik door verduldigheid, door lang wachten en trouwe liefde, eenige hoop op wederliefde koesteren mag!’
Droevig aangedaan schudde zij het hoofd, ten teeken van ontkenning. ‘Dan moet het hart welk door mij niet is te winnen, reeds door een ander veroverd zijn? Gij bemint, in weerwil ik het voorwerp uwer liefde niet ben: ik zie het in uwe blikken. Indien het zoo werkelijk is, ik denk - ik denk dat het goed zijn zou, het mij te verklaren. Dan zal ik geene vruchtelooze hoop koesteren: ik zal leeren lijden, mogelijk eindigen met verwinnaar te blijven. Spreek, Letticia, een woord - slechts een enkel woord?’
Maar hare bevende lippen weigerden om het uit te brengen.
‘Geef een teeken - ja, geef het teeken, dat vroeger het teeken der dood was! - laat uw zakdoek vallen!’
Voor een enkelen stond, sloten hare vingeren zich dichter toe, doch aldra openden zij traagzaam hare hand: de zakdoek ontviel haren bevenden vingeren!
Zonder een enkel woord te uiten, zonder op te zien, ging