- Mijne moeder schrijft mij, dat de zwarte wolk, die ons huis bedreigde, schijnt voorbij te drijven; want koningin Anna - die ons steeds begunstigde ondanks haren man - heeft in 't geheim onze zuster Beatrix aan het hof ontboden.’
- Beatrix, die onzen broeder Alexander boven ons allen lief had, bemerkte Patrick. Maar de oudste broeder gebood hem bijna bitsig, zich stil te houden.
- Patrick is een kind en weet niets, zei de jonge graaf; maar ik weet alles. Wat geeft mij de uitzinnigheid dier zwakke koningin of hare wroegende zonde? Wat geeft het mij, of mijn stoutmoedige broeder Alexander hare misdadige liefde aanmoedigde of niet, indien ik door hare hulp, binnen het heerlijke slot mijns vaders komen kan? Och schande! dat ik er slechts binnenkruipen kan; dat ik als een dief in Schotland dringen, en, mij vasthoudende aan den rok eener vrouw, binnen het hof sluipen moet, wanneer ik zoo graag met vuur en zwaard afkomen zou om den moorder van mijn geslacht onder de asch van zijn eigen paleis te begraven!
Hij sprak met eene beraden gewelddadigheid, die men zelden bij zulke jonge lieden aantreft; zijne zwarte wenkbrauwen trokken te zamen, zijne gestalte scheen te verlengen en te verzwaren. De eenvoudige David Calderwood staarde hem aan en beefde.
- Gij zijt een echte en stoutmoedige Ruthven, maar gij gelijkt aan den gewezen graaf van Gowrie niet. Ik zie in uw gelaat datgene terug van uw vaders vader - van hem die van zijn sterfbed opstond om een bloedvergieter te worden - van hem die Rizzio in Holyrood om het leven bracht!
- En wanneer ik eens in Holyrood ben, - of ik er dan ook binnensluip, of door het geweld van mijn zwaard, mij er eenen weg toe bane - zal ik op die bloedige plaats nederknielen en den hemel smeeken, dat hij mij ook een even trouwe wreker make.
Dan met een gebaar, zijn drift afwerpende, zooals het hem dikwijls gebeurde, sprak lord Gowrie vroolijk tot zijnen broeder: ‘Kom, kom, Patrick, zie er zoo beangstigd niet uit, vertel onzen goeden meester het overige nieuws, - zeg hem dat gij en ik dezen nacht, dezen nacht zelf, naar het lieve Schotland vertrekken moeten!’
- Wie spreekt er van het lieve Schotland? vroeg de stem van een meisje, die inderdaad nog jeugdig was, maar reeds dien onverklaarbaren klank bezat, die nergens gehoord wordt dan daar waar de eerste ondervindingen des levens reeds waargenomen zijn; - die ondervindingen, hetzij ze vroolijk of smartvol zijn, die in 's kinds zorgeloozen boezem steeds het hart eener vrouw na zich laten.
Lord Gowrie wendde zich spoedig om, en staarde Letticia opgetogen doch bedeesd aan, zooals een jongeling immer het voorwerp zijner eerste liefde aanstaart. Vervolgens herhaalde hij de tijding van hun vertrek, doch ditmaal op een min vroolijken toon. Letticia hoorde dit aan, zonder schijnbare ontroering, doch hare twee magerige handjes - want zij was klein, bleek en tenger - wrongen zich innig te zamen. Er zijn personen wier gelaatstrekken, hetzij instinctmatig of uit wilskracht, al hunne inwendige gevoelens verbergen kunnen, en bij deze zijn het de handen, de bevende vingeren, eene krampachtig geslotene vuist, of de sterk in elkander gewrongen palmen die het geheim ontsluieren. Maar deze kenteekenen van een innig lijden worden door niemand waargenomen: niemand ook bemerkte ze bij Letticia Calderwood.
- Betreurt gij niet, mijne dochter, dat de jonge heeren ons verlaten? Wee mij! er bestaat gevaar in elken stap dien zij wagen.
- Vertrekken zij beide? vroeg Letticia, en haar oog zocht den jongeren broeder op, die een weinig ter zijde gegaan was, en thans aan den boord der beek stond, waar hij, droomend, de twijgen hunne bladeren afrukte en dezelve in het vlietende water nederwierp. Het is eene lange afmattende reis, en master Patrick is onlangs zoo ziek geweest en is thans nog niet geheel hersteld, voegde het meisje er bij op eenen toon van statige waardigheid, dien zij soms in het bestuur des huishoudens aannam, en die haar veel ouder schijnen deed, dan zij werkelijk was.
- Patrick is inderdaad een zwakke kerel, antwoordde lord Gowrie, inwendig lachende over zijne eigene jeugdige kracht en schoonheid; maar ik zal er zorg voor dragen - hij zal met zijnen broeder meegaan.
- Ja, zei Patrick, die, zoo het scheen, alles gehoord had. Maar hij voegde er geen woord bij: hij was een weinig gespraakzame jongeling. Weldra waren Calderwood en de jonge lord in een gesprek gewikkeld over de ontworpene reis; maar Patrick had zich aan den boord der beek nedergezet en begon de grasbloemen rond zich te plukken en te onderzoeken, juist als maakte zijne lievelingsstudie, de kennis van kruiden en planten, het eenigste belang van zijn leven uit.
- Patrick! lispelde Letticia met eene zoete zusterlijke stem. Door het teeder gevoel dat zij koesterde jegens de jonge verbannen vluchtelingen, die in zulken uiterlijken staat van verlatenis en ellende, aan haars vaders zorgen toevertrouwd waren geworden, vergat zij somtijds het verschil van stand en bloed dat er tusschen hen bestond. - Patrick!
- Wat is uw verzoek, jufvrouw Letticia?
- De avondlucht wordt zeer koud, neem dit aan! Zij had een mantel medegebracht om er hem mede tegen de guurheid des weders te beschutten.
- Ge zijt zeer goed, zeer bezorgd - juist als eene zuster. Deze woorden uitsprekende, wendde hij zich plotseling om en bezag haar. Letticia glimlachte: vroolijk of droevig gestemd, immer kon zij hare lippen tot dien bleeken, ernstigen glimlach plooien.
- Welnu, luister naar mij, zooals gij gewoonlijk doet - naar mij die zulk eene gestrenge, verstandige oude vrouw ben.
- Gij zijt een jaar jonger dan ik!
- Echter, luister naar mij. Mijlord Gowrie is oploopend en stoutmoedig; gij moet voor u beide voorzichtig zijn. Wanneer ge van hier henen gaat, Patrick, wedersta dan aan uwe neiging tot droomen, en gebruik het verstand dat ge