De Vlaamsche School. Jaargang 18
(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
Grafstede van Isabella van Bourbon.In zitting van 8 Maart
houtsnede van ed. vermorcken.
ll., besliste de Antwerpsche gemeenteraad, dat het nog bestaande gedeelte van de prachtige grafstede van Isabella van Bourbon, gravin van Charolois, voortskomende uit de kerk der Sint-Michielsabdij, waar het ongeschonden in 't midden van het koor omtrent het hoog altaar stond tot in 1566, en welk overblijfsel tot in den laatsten tijd de trapzaal van het Antwerpsch museum versierde, zou verplaatst en overgebracht worden naar het museum van oudheden, in het Steen, voor welke inrichting het eene schoone aanwinst zou geweest zijn; maar het daarover geraadpleegde bestuur van gemeld museum heeft verklaard, dat daartoe de plaats ontbrak. 't Gemeentebestuur heeft zich vervolgens gewend tot den fabriekraad van Onze-Lieve-Vrouwekerk, te Antwerpen, die zich verhaast heeft aan de stad te laten weten, dat de grafstede kon geplaatst worden achter het hoog altaar, in den ommegang. Den 11n Juli heeft de gemeenteraad hiertoe bewilliging verleend. Wij geven hier eene afbeelding van het geschonden gedenkteeken, volgens Le RoyGa naar voetnoot(1); wij hopen, dat men het in zijnen oorspronkelijken staat zal trachten te herstellen; het werd grootendeels vernield door de beeldstormers der xvie eeuw. Alleen het bovengedeelte en het bronzen liggende beeld der prinses zijn bewaard gebleven. Uit de volgende opgave blijkt, dat het gedenkteeken, zooals wij het in plaat mededeelen, volgens Le Roy, niet volledig is, daar er vier-en-twintig beeldjes aan het ondergedeelte geweest zijn en er hier slechts acht zijn aangeduid, vier aan de hoeken en een in het midden langs de vier kanten. Zooals men weet, was Isabella van Bourbon de vrouw van Karel-den-Stoute; zij stierf te Antwerpen in Sint-Michielsabdij, op 13 September 1465. Het gedenkteeken werd opgericht door hare dochter, Maria van Bourgondië; het ondergedeelte bevatte de afbeeldingen der voorouders van Karel-den-Stoute en van Isabella van Bourbon; Joannes, hertog van Bourgondië en Margaretha van Beieren; Philips-den Stoute en Margaretha van Vlaanderen; Albertus, hertog van Beieren en Margaretha van Brigue, in Silezië; Joannes, koning van Bohemen, en Elisabeth, erfgename van Bohemen; Ludovicus, graaf van Vlaanderen en Margaretha van Brabant; Ludovicus van Beieren, keizer der Romeinen, en Margareta van Henegouwen; Beralt, graaf van Foreeste, en Joanna, gravin van Auvergne; Petrus van Bourbon en Isabella van Valois; Joannes van Armagnac en Bourges en Joanna van Perigueux; Ludovicus van Bourbon en Anna van Auvergne; Carolus van Bourbon en Agnes van Bourgondië; eindelijk de afbeeldsels van Karel-den-Stoute, echtgenoot van Isabella en van Maria hunne dochter. Langs weerskanten van het koor der abdijkerk hingen de wapenschilden van Bourbon en Bourgondië. Fr. Sweertius heeft het oorspronkelijk opschrift dat op het gedenkteeken te lezen stond bewaard; het is herdrukt in de Graf- en gedenkschriften van Antwerpen, Deel: Abtelijke kerk van S. Michiel, bl. 10, waaraan wij het volgende ontleenen. In 1796, schrijft de heer P. Génard, was er een edelman die eene bijzondere hoogachting voor de nagedachtenis der Bourgondische vorstin Isabella van Bourbon koesterde en het waagde met twee zijner bedienden, des nachts, de grafstede, op het koor der St-Michielskerk te openen en de doodkist met de beenderen der grootmoeder van keizer Karel daaruit te halen, om ze aldus van onteering te bewaren. Ongelukkiglijk voor hen, werden zij door de krijgsmacht ontdekt en, nog van de doodkist voorzien, naar het stadsgevang (de amigo) geleid. Nauwelijks had S.P. Dargonne, commissaris der republiek, kennis van het feit, of hij schreef desaangaande den 28n Frimaire an V (18 December 1796) aan den openbaren beschuldiger, om hem het feit kenbaar te maken, hem verwittigende, dat de vrederechter Mellerio, de drie mannen 's anderdags had los gelaten, waaruit hij besloot, dat het maar ondergeschikte bedienden waren; hij zegde, dat hij geschreven had aan gemelden vrederechter, opdat hij de ware schuldigen zou opsporen en de kist in bewaring houden. Hierop antwoordde de openbare beschuldiger 's anderdags aan den commissaris, dat hij den vrederechter Mellerio uitdrukkelijk in last gegeven had, strenge vervolgingen in te spannen, zoowel tegen de plegers van den roof, als tegen de aanleggers er van; hij keurde het loslaten der op heeter daad betrapte personen af, beloofde dat het misdrijf niet ongestraft zou blijven en beval, de looden doodkist, als een rechterlijk bewijsstuk, voorloopig in bewaring te houden, 't zij in den amigo, 't zij in eene andere plaats van het Antwerpsch stadhuis. Hoe deze zaak verder afgeloopen is wordt zoomin gemeld als waar de doodkist met de gebeenten die zij bevatte verbleven is. |
|