De plaats Memlinc.
De heer W.H. James Weale, in zijne schets over Hans Memlinc, zijn leven en zijne schilderwerken (Brugge, 1871, blz. 16), heeft aangeteekend, dat, naar zijne denkwijze, deze groote meester ‘voortkomstig is van de parochie Memelinck, hedendaags Medenblik, die eertijds nevens eenen waterplas de Medemleck of Memmeleck gelegen was, in Noord-Holland, ten noord-oosten van Alkmaar.’ Ik deel volkomen in de meening van den heer Weale. De schilderkunst had, in de 15e eeuw, in Noord-Nederland eene verbazende hoogte bereikt. Trouwens, Dirik Bouts, Albrecht van Oudewater, Geert van St-Jans, Geert David en ettelijke andere beroemde meesters waren Hollanders. Vast had het aanwezen van Jan Van Eyck, aan het hof van Jan van Beieren, in die gewesten, tot de volmaking der kunst bijgedragen.
Memlinc was te Brugge gevestigd vóór 1478; hij ontsliep er vóór 10 December 1495.
Wanneer, in de middeleeuwen, een man zijn geboorteoord verliet, om zich in eene andere streek te vestigen, werd hij veelal aangeduid met den naam van zijne geboorteplaats. Zulks kan ook het geval zijn geweest met den schilder der legende van Sinte-Ursula. Wat er van zij, de naam Memlinc, welke op zijne schilderstukken voorkomt, bewijst, dat hij tot Nederland en geenszins tot Duitschland behoort, gelijk men het beweerd heeft. Memlinc ligt in Holland, en in Holland was, gelijk ik het kom op te merken, de schilderkunst, in de 15e eeuw, in den bloeiendsten toestand.
Volgens de getuigenis van H. Soeteboom, Oudheden van Zaanland, 1702, Ie deel, blz. 118, is de waterplas bij Memelinck door overstroomingen ingenomen geworden. De plaats Memelinck was in het begin der 17e eeuw nog in een betrekkelijk voordeeligen toestand. Een burger van Leuven, die tot eene begoede familie behoorde, had er zich destijds met der woon gevestigd. Hij droeg den naam van Jacob Hertshals, zoon van Huibrecht en van Katlijne van den Putte, kleinzoon van een anderen Huibrecht en van Katlijne van Hoelede. Deze Katlijne van Hoelede was dochter van Geert en van Margriet van Kinckem, eene bloedverwante der moeder van Quinten Metsys. Bij den dood zijns vaders, ao 1577, was Jacob Hertshals nog minderjarig. Hij telde 4 broeders en 3 zusters. Verschillende leden zijner familie waren der hervorming toegedaan. Om hunne geloofsbeginselen waren zij vervolgd geweest in 1543, toen te Leuven, wegens ketterij, twee burgers levend verbrand, twee vrouwen levend begraven en een man onthoofd werden. Wellicht had hij zijne vaderstad verlaten, om meerdere vrijheid in Memelinc te zoeken. Wat er van zij, hij was in deze plaats gevestigd in 1610. Zulks blijkt uit de twee volgende oorkonden, welke voorkomen in de akten der schepenen van Leuven:
‘Item, Jacop Herthals, sone wylen Huybrecht Herthals, woonende tot Memmelinghen, in Hollandt, in presentia, heeft opgedragen, met behoorlijke vertijdenisse, alsulken derden deel als hij is hebbende in drij vleesbancken staende bijnnen deser stadt Loven, in het Vleeshuys, staende in de eerste rye achter een, die nu tegenwoordelycke gebruyckende is Germeyn Willemaerts, exposito, imposito est Jan Herthals, broeder des voorscreven Jacob, en dat in plaetse en in vergeldinghe van diversche diensten by den selven Jan Herthals, aen synen voorscreven broeder gedaen en alnoch te doene, alsoo hy alhier present bekinde, op het derdendeel van chynsen en lasten daerop vuytgaende. Coram Beringhen, Schutteput, Julij XXVIIJ 1610, 1a.
Allen, doen condt en te weten, certificeren midts desen te voordere, want men der waerheyt schuldich is getuygenisse te geven, besundere des versocht zynde, dat op heden datum van desen, voor ons comen en gecompareert zyn, in properen persoonen, Gooris vander Veecken, sone wylen Niclaes, en Henrick Willemaerts, sone wylen Rombouts, beyde beenhouwers, borgeren en inwoonderen deser Stadt Loven, die welcke, ten ernstige versuecke van Jacob Herthals, woonende tot Memmelinghen, in Hollandt, hebben vercleert en geaffirmeert, vercleeren en affirmeren midts desen, op hennen manne waerheyt, in plaetse van eede, dyen sy, altyts presenteerden te doene, des noot synde, seer wel te kennen den voorscreven Jacob Herthals, alhier present, en dat hy es geboren van wettighen bedde, bynnen deser voorscreven Stadt Loven, vercleerende voor redene van wetentheyt dat deselve Jacob, alhier bynnen deser voorscreven Stadt, in het voorscreven Beenhouwers ambacht es hebbende twee broeders, met naemen Jan en Liebrecht Herthals, hen insgelyks seer wel bekent, verclerende des voorscreven waerachtich te wesen, te dyen eynde, etc. Actum eodem, eisdem.’
De groote Hans Memlinc was vast afkomstig uit gemelde plaats. Wellicht zouden in het huidige Medenblik opzoekingen kunnen worden ingesteld, tot het ontdekken van oorkonden over de familie van dezen grooten meester. Op dit punt vestig ik de aandacht der geleerden van Noord-Nederland.
Leuven, 25 April 1872.
Ed. van Even.