De Upas.
De naam Upas wordt gegeven aan plantaardige vergiften, die men hoofdzakelijk aantreft op Java, Borneo, Celebes en Nieuw-Guinea. Het vergif, welk men uit den Upas-boom trekt, is zeer berucht. Deze boom, waarvan wij hier eene afbeelding geven, en welke in de wetenschap
Antiaris toxicaria wordt geheeten, terwijl de Javanen hem
Antjar noemen,
behoort tot de familie der moerbezieachtige planten. Hij bereikt eene hoogte van ruim vijf-en-dertig meters. Zijn sap wordt, met een mengsel van peper, ajuin, look en eenige andere plantenstoffen, door de Javanen gebezigd tot het vergiftigen van pijlen en dolken. Zimmerman beschrijft de samenstelling van het vergif als volgt: ‘Op acht oncen
Antjar- (of Upas-) gift doet men gestampte peper, sap van
Arum Nampa, van
Kaempferia Galanga van
Zerumbet, van uien en knoflook, van ieder, namelijk, één drachma (1/8 van eene once), en dit mengsel begint terstond hevig op te bruischen. Hoe sterker dit bruischen is, des te heviger werkende wordt het vergif.’ De verdienstelijke reiziger en natuurkundige, Horsfield, deed verscheidene proeven met dit vergif. Een buffel, welken hij eene lichte wonde had toegebracht, met een vergiftigden dolk, stierf na verloop van twee uren, een hond in zes-en-twintig minuten, een kleinere hond in veertien, eene musch in tien, een kleine aap in zeven, een reiger in zes minuten, enz.
Nog heviger dan het vergif van den Upas-boom, is het sap van de klimplant Strychnos Tieute. Vier-en-twintig uren na de bereiding, doet het de sterkste werking, wanneer het, op eenen pijl of eenen dolk gestreken, even luchtdroog