lants geheten” Thoenblock, “gelegen ten eynde van den “Perteeussel,” tusschen “Marien Messys” en “Jacop, Messys.” Item, aan een stuck lants, houdende een zille, gelegen tusschen “Margriete Metsys” en Jan vanden Bolcke; daer dezelve Claes ten voors. dage niet comen en es, den voors. Henricke vander Sluysen sinen dach verwachtene en trecht van sinen voors. scepene brieven versuekene, so dat de heeren de scepenen van Loven, ter manisse 's meyers van Loven, gewezen hebben voer een vonnisse dat men den voors. Henricke van den voors. goeden houden sal in sinen beleide, alsoe verre alst noch voer hen comen es. Corom Lombaerts, Absoloens, Lyeminghen Lyntheris, Julii IX, 1439 3a.”
Het blijkt uit, dit stuk dat er in 1439, te Lichtaart, behalve Niclaas, nog vier andere Massysen aanwezig waren, en dat het juist geene arme lieden moesten wezen, mits zij er goederen bezaten. Ten jare 1440, in de maand Juni, werd “Claes Massys, van Lichtaart,” buiten-poorter der stad Leuven.
Een schepen-akte van 1 Juli 1444, in 2a, luidt aldus:’
‘Item, Claes Massys, in presentia, heeft gehuert en bekint dat hij gehuert heeft jegen Elisabetten van Berthem, weduwe Hubrechts wilen van Berthem, een huys en hof, metten bogaerde, op d'Ulake, te Lovene, gelegen tusschen de veste van Lovene en een streetken liggende tusschen 'tselve huys en Reiniers van Honshem, van meerte lestleden, eene termyn van enen jare lang, voer en omme VIJ rinsche gulden oft de weerde daar af, in anderen goeden gelde, te weten Vrinsche gulden daar af te Bamesse naestcomende en d'andere twee te meerte daar nae volgende, te betalen.’
Of deze ‘Claes Massys’ al of niet degene van Lichtaert was, is mij onbekend. Het blijft in allen geval uitgemaakt, dat de archieven betrekkelijk de laatstgenoemde gemeente bijzonderheden over de Massysen moeten bevatten.
Den 3 December 1460, nam zekere Symoen Massys, van Herenthout, omtrek Herenthals, voor schepenen van Leuven, in huring het hof van Tuydekem, te Herent. Of hij er al of niet zijn leven eindigde, is mij onbekend.
Te Ouwen (Grobbondonk), omtrek Herenthals, leefden in de 15e eeuw, insgelijks verschillende Massysen. Gelijk gij het vroeger hebt aangemerkt, droegen zij den naam van Massys alias Laet en de Laet. Ik bezit de archieven der priorij van Onze Lieve-Vrouwe Troon, te Ouwen in 1414 gesticht en afgeschaft tijdens de burgeroorlogen in 1587. In deze perkamenten ontdekte ik verschillende oorkonden, in welke zekere Hendrik Massys voorkomt, als leenman van den heer van Grobbendonk. In eenen brief van 13 Juli 1446, heet hij Hendrik de Laet. Doch, zijn zegel draagt: ‘Sigillum Henrici Massys.’ Eene andere oorkonde, van ‘alderzielen dach,’ anno 1454, vangt aldus aan: ‘Henric Massys die men heet de Laet, Henric van Ouwen, die men heet de Bruyne, Steven vander Beerendonck, en Jan vander Beerendonck, zyn broeder, mannen van leene ons geminden joncker Aerts Brants, in sinen hove tot Ouden, oeck gesworen laten ons geminden heeren des Abds van den Godshuise van Sinte Bernarts, in synen hove tot Ouden, doen cont, enz.’ Het laatste dezer stukken is van den 8 Mei 1463. In dit stuk lees ik: ‘Hendric Massys,’ als meyer, ‘Jan en Steven van den Berendonc, gebroeders, als mannen van leene en Wethouders ons lieven jonckeren Aernt Brants, van Ayza, heere tot Grobbendonck, in sinen hoff tot Ouden, enz.’ Deze Hendrik Massys heeft gebruik gemaakt van twee zegels tot het bekrachtigen der brieven van het leenhof van Ouwen, een bewijs dat hij vrij lang in bediening moet zijn gebleven. Het veld van zijn zegelwapen, want de man had een wapen! is in twee verdeeld. Het eerste gedeelte bevat twee korenaren met halmen spruitende uit eene star; het tweede eene zikkel. Het schild is vastgehouden door eenen roofvogel die men, met een weinig goeden wil, eenen arend zou
kunnen noemen. Het opschrift van het eerste zegel luidt: ‘S. Henrici Massys;’ hetgene van het tweede: ‘S. Henrici Massys als Laet.’
In de schepenakten van Leuven, staat, aan den 22 September 1430, in 1a, een stuk, 't welk tot een anderen Hendrik Massys, van Ouwen, betrekkelijk is. Ik schrijf het hier over:
‘Item, Henricus Massys, dictus Laet, de Ouden, filius “Egidii Massys,” recognovit se debere Arnoldo dicto Nout, de Boekelere, commoranti Antwerpie, Henrico dicto Jacobs, Johanni de Wezembeke, commoranti apud Schoeten, Gerardo de Wezembeke, fratri ejusdem Johanni, commoranti apud Pulle, Henrico et Johanni dictos van den Zande, de Boudele, fratribus, Johanni vander Hellen, de Pulle, et Mychaeli vanden Bolke, de Nyle, centum et quinquaginta libras grossorum turonensium, etc. XXV Sept,’ 1430, 1a.
In dit stuk stond er eerst: ‘Henricus Massys dictus Laet, filius Egidii’ quondam Massys.’ Doch, bij het verleiden van de akte werd het woord ‘quondam’ doorgehaald. Hieruit blijkt dat Gillis Massys, de vader van Hendrik, den 25 September 1430, nog in leven was. Volgens deze oorkonde was Hendrik Massys, van Ouwen, de schuldenaar van zekeren Arnold Nout, van Boekelaar, die destijds te Antwerpen verbleef, en tevens van lieden van Schooten, Pulle, Nylen, enz. Schoon men krachtens dit stuk zou kunnen beweren dat Hendrik Massys, in 1430, te Leuven verbleef, meen ik het tegenovergestelde. Ik denk dat hij te Ouwen woonde. Uit berichten, mij medegedeeld door onzen vriend Th. Van Lerius, blijkt, dat zekere Heinric Massys, ‘Smit,’ den 27 October 1425, te Antwerpen poorter werd. Den 30 October 1439 werd Heinric Massys, smit, ‘internus’ of binnen-poorter in gemelde stad. Geldt het hier een en denzelfden persoon, namelijk Hendrik Massys, van Ouwen, die in 1425 buiten- en in 1439 binnen-poorter is geworden? Wellicht hebt gij stukken onder de hand om deze vraag te beantwoorden.
In uwen brief van 1 Juni 1869 hebt gij gezegd dat ‘er in 1453 te Antwerpen een Jan Massys (ook Metsys, niet waar?) leefde die “smid” was en verscheidene ijzerwerken voor de hoofdkerk uitvoerde. Die Jan Massys (zoo gaat gij voort) was, volgens oorkonden, onlangs door ridder L. de Burbure ontdekt, zoon van Hendrik Massys, van Pulle, smid die ten jare 1425 poorter van Antwerpen werd, en van Margareta Robbrechts, kleinzoon van Gielis Massys alias de Laet, wonende te Ouwen (Grobbendonk) en van Catharina Feyen die verscheidene goederen in de meierij van Santhoven bezaten; en