De Vlaamsche School. Jaargang 17
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
[pagina 98]
| |
In 1861 hebben wij in de Vlaemsche School (bladzijde 225) gehandeld over eene verzameling schetsen en teekeningen van meubelen, die wij alsdan reeds als oorspronkelijke teekeningen van Hans Vredeman de Vries beschouwden. Deze verzameling, waaruit wij destijds eene plaat mededeelden, werd, voor rekening van het gemeentebestuur van Antwerpen, in 1865, aangekocht in de verkooping der nalatenschap van wijlen den schilderijhersteller A.-J.-P. Maillard, voor de som van fr. 300, en berust thans in het Antwerpsch museum van oudheden, op het Steen.Ga naar voetnoot1 Men heeft wel eens de echtheid dezer teekeningen betwijfeld. Zoo noemde men ons onlangs nog een befaamden plaatsnijder, van wien men beweerde dat het doorgetrokkene teekeningen waren; wij betwisten dit ten stelligste; men kan aan de teekegingen duidelijk opmerken dat zij met vaste hand en door eenen meester in het vak samengesteld en uitgevoerd zijn. Nergens laat er zich een spoor van nabootsing in ontwaren. De teekeningen staan juist tegenovergesteld aan de gravuren, wat het plan betreft; eene reden te meer om te veronderstellen dat de platen nauwkeurig naar de teekeningen gevolgd zijn en niet de teekeningen naar andere afdrukken. Anders zou men die ook wat het plan betreft gevolgd en ze niet omgekeerd hebben. In ons voormeld opstel over Vredeman de Vries drukten wij de hoop uit, later nog in het belang der kunst aan de nijverheid toegepast eenige andere stukken te mogen mededeelen uit des meesters keurige verzameling teekeningen van meubelen der XVIe eeuw, welke wellicht diende voor de eerste uitgaaf van het werk dat hij, volgens Karel van Mander, teekende voor Phillip Galle, ‘ten diensten van Kisten-makers en schryn-werkers allerlei werk van Portalen, Koetsen, Tafels, Bufetten en dergelyken mede, en in Perspectief.’ Sedert het verschijnen onzes artikel is te Parijs, bij A. Morel, een werk verschenen, getiteld: Décorations intérieures et meubles des époques Louis XIII et Louis XIV par Louis Adams, waarin 11 platen van meubelen voorkomen, ontleend aan Vredeman de Vries. In eenige andere werken, in de laatste jaren verschenen, zijn alsmede ettelijke platen van hem opgenomen. De Brusselsche uitgever G.-A. Van Trigt is op het gelukkig gedacht gekomen, om eene zeer volledige verzameling teekeningen van Vredeman de Vries, door Asser en Toovey te Brussel, bij middel van de lichtteekening, op steen te laten overbrengen en in druk te geven; deze teekeningen maken het werk uit, waarvan in 1630 te Amsterdam eene tweede uitgaaf verscheen,Ga naar voetnoot2 onder den titel: Verscheyden Schrynwerck Als Portalen, Kleerkassen, Bufeten, Ledikanten, Tafels, Stoelen, Bancken, Schabellen, Hantdoex-rollen, Glasborden en veel andere Soorten van werken. Alles seer aerdich geordoneert en geteyckent Door den Konstryken wyt Vermaerden Paulus Vredeman de Vriese Het prachtige werk beslaat twee deelen; het eerste is samengesteld uit twintig zeer schoone platen, in den aard van de hier medegedeelde, welke er aan ontleend is en die onze lezers zal in staat stellen over de keurigheid der uitvoering te oordeelen; deze plaat komt ook voor, in de verzameling oorspronkelijke teekeningen, op het Steen; het tweede deel, dat niet minder schoon dan het eerste is, bevat insgelijks twintig puike meubelteekeningen die, als studiestukken, aan meest alle nijveraars en ambachtslieden kunnen nuttig zijn, vooral meubelmakers, schilders en schrijnwerkers. Ook de beeldhouwers en kunstschilders zullen in vele omstandigheden het boek met vrucht raadplegen. Het vormt dus eene verzameling van veertig platen; de hooger vermelde verzameling eigenaardige teekeningen bevat slechts een-en-dertig bladzijden; zij is derhalve onvollediger dan de nieuwe uitgaaf des heeren G.-A. van Trigt, die wij als de getrouwe weerga der oorspronkelijke beschouwen. Als het werk van de Vries in de XVIIe eeuw twee uitgaven beleefde, is het zeer waarschijnlijk dat dezelfde platen voor beide dienden, daar het niet te denken is, dat men in den betrekkelijk korten tijd, die tusschen de eerste en de tweede uitgaaf zou verloopen zijn, de kostbare koperen platen op nieuw zou hebben laten maken. De getrouwe overeenstemming welke tusschen de platen der uitgaaf van 1630 en de oorspronkelijke teekeningen bestaat, zet deze gissing nog meer waarschijnlijkheid bij. De prijs der schoone nieuwe uitgaaf is zoo laag mogelijk gesteld: slechts 25 fr. voor de twee deelen, die, gelijk wij aanstipten, te zamen niet minder dan veertig groote platen behelzen, waarvan de uitvoering niets te wenschen overlaat. De heeren Asser en Toovey (huis Simoneau en Toovey) en Van Trigt verdienen er welgemeend geluk om gewenscht te worden. Het werk behoort dan ook eene plaats te verkrijgen in alle openbare bibliotheken en in de boekerijen van alle teekenscholen, academiën, nijverheidsscholen enz. Het is ook uitmuntend geschikt om als prijsboek te worden gegeven in de opgenoemde gestichten. Er zal een tijd komen (moge hij spoedig aanbreken!) dat men inde academiën en teekenscholen het nut van zulke kunstwerken zoo goed begrijpen zal, dat men niet langer eermetalen zal uitreiken, maar boeken, die den leerlingen ook op lateren leeftijd tot gidsen in hun vak kunnen dienen, terwijl eermetalen toch maar enkel pronkstukskens zijn, die soms zeer nadeelig op de ontwikkeling der eigenliefde werken. Den liefhebbers van nette plaatwerken en van fraaie boeken in 't algemeen, bevelen wij ten sterkste aan, zich zonder verwijl het prachtwerk aan te schaffen, dat de heer Van Trigt in 't licht gegeven heeft. Zij zullen, wij zijn er zeker van, het dikwijls ter hand nemen, zonder het ooit onvoldaan weg te zetten. |
|