De Vlaamsche School. Jaargang 17
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijJubelfeest van Pius IX.Op 16 Juni viert gansch de Roomsche catholijke wereld het jubelfeest ter eere van Z.H. den paus Pius IX, die sedert vijf-en-twintig jaren aan haar hoofd geplaatst is en wel de eerste opvolger van den H. Petrus, die sedert achttien honderd jaren zulk lang tijdvak als hoofd des christendoms beleefde. Leve Pius IX! is de roep die, op dezen dag, even als in 1869, ter gelegenheid zijner priesterlijke gulden bruiloft, in alle streken der wereld weerklinken zal. Joannes-Maria graaf Mastaï Ferretti werd geboren te Sinigaglia, provincie Urbino in de Romeinsche staten, op den oever der Adriatischezee, op 13 Mei 1792; hij was bisschop van Imola, toen hij, in 1846, tot de pauselijke waardigheid verheven werd; het was op 12 Juni van gemeld jaar dat hij, met de andere kardinalen, in het conclave trad en den 16n daaraanvolgende werd hij met eenparige stemmen stadhouder der christenheid gekozen; hij nam als dusdanig den naam van Pius IX aan. De weledele heer Jan Bethune van Ydewalle heeft Z.H. geteekend en afgebeeld volgens de middeleeuwsche christene kunst en het doet ons een waar genoegen eenen afdruk zijner teekening te kunnen mededeelen. Des pauzen indrukwekkend en vriendelijk voorkomen zal eenieder treffen. Wat vuur, wat verstand en schranderheid in den blik van dien wonderen grijsaard! roept kannunik Claessens uit, in de beschrijving van zijn Reisje naar Rome. Pius IX (zoo vervolgt gemelde schrijver) is van middelmatige gestalte, doch tamelijk vollijvig, zijn hoofdhaar is sneeuwwit en zijn voorhoofd breed. Zijn aangezicht, hoewel eenigszins gerimpeld, heeft eene gezonde en levendige kleur. Hij is bijna tachtig jaar oud; men zoude hem hoogstens voor een man van zestig jaar aanzien. Wat ieder treft, die den eerbiedvollen grijsaard nadert, zijn de heldere oogen en den mond. De minzame glimlach, getuige der liefde die in zijn hart woont, zweeft rond zijne een weinig vooruitstekende lippen; het is geest, zachtmoedigheid, gepaard met eene majesteit die onbeschrijfelijk is; de mensch staat zoo hoog als de opperpriester der catholijke wereld. De tiara of driedubbele kroon verbeeldt: de paus is, de paus was en de paus zal zijn. De sleutels beduiden: In coelo et in terra, in den hemel en op de aarde Op de cappa het collegie der twaalf apostelen wier opvolger hij is: Petrus aan zijne linker hand, Paulus aan zijne rechter zijde; op het slot van de cappa de H. Maagd Maria met het kindje Jesus. De omlijsting, in ojivalen stijl, bevat van boven links het wapen der H. Kerk met de afbeeldsels der HH. apostelen Petrus en Paulus op grond van zilver; rechts Zijner Heiligheids wapen gevierendeeld: het 1e en 4e kwartier bevat een klimmende gekroonde leeuw van goud getongd van keel, op een gouden bol op grond van azuur en het 2e en 3e van zilver met twee banden van keel. De opvatting, samenstelling en teekening vereeren den befaamden kunstbeoefenaar, die onlangs gelast werd, door het kapittel en den aartsbisschop van Keulen, met de versiering van den koepel der domkerk van Aken; zijn ontwerp is reeds goedgekeurd door den opzichter der schoone kunsten en het staatsbestuur van Pruisen. Vooraleer de teekeningen op uitvoeringsgrootte te vervaardigen voor de mozaïeken der kapel van Karel-den-Groote, is de heer Bethune de gebouwen van het tijdstip in Italië en vooral in Sicilië gaan bestudeeren. Het is te Ravenna en vooral in Palermo dat men de schoonste modellen van mozaïek uit het Karolingische tijdstip aantreft. | |
[pagina 80]
| |
PIUS IX.
teekening van den weledelen heer jan bethune, plaatsnee van ed. vermorcken. De heer Bethune heeft deze oudheidkundige reis ondernomen in gezelschap van den heer Julius Helbig, kunstschilder te Luik. Zij zal drie maanden duren. Op het oogenblik dat wij deze regelen schrijven, bevinden de twee kunstbeoefenaars zich te Rome, waar talrijke afgevaardigden, uit de meest verschillende streken der wereld zijn aangekomen, om Z.H. adressen, gedichten en schriften van gelukwensching, ter gelegenheid van het jubileum aan te bieden. | |
[pagina 81]
| |
Sommige dezer stukken waren met veel pracht gedrukt. Dit was onder andere het geval met een uit de provincie Antwerpen ingezonden berijmden heilwensch in de Latijnsche taal, opgesteld door den zeer eerw. heer A.-C. Van Donghen, pastoor te Emblehem. De hier medegedeelde plaat prijkte aan het hoofd van dit gedicht. Onder andere kostbare kunstgeschenken, den H. Vader ter gelegenheid van zijn jubileum aangeboden, behoort eene tiara of driedubbele gouden kroon, vervaardigd door den heer Am. Bourdon, goud- en zilverdrijver te Gent en bekostigd uit de opbrengst van giften, door Belgische vrouwen bijeengebracht. In iedere stad of gemeente waren comiteiten ingericht, ten einde de geschenken te verzamelen die men als huldebewijs aan den paus wilde doen; deze geschenken bestonden in zilveren, gouden en andere kleinoden, edelgesteenten enz. Het regende als 't ware gouden ringen, armbanden, oorbellen, gespen, reukdoosjes, diamanten; van uit de nederigste dorpen bracht men de meest verschillende voorwerpen aan. Deze tiara wordt als een wezenlijk kunststuk geroemd, zoo wegens hare smaakvolle opvatting als om hare uitmuntende bewerking. De opschriften herinneren dat de drievoudige kroon van Vader, Koning en Paus behoort aan den vertegenwoordiger van Christus op de aarde. Ziehier den Latijnschen tekst: ‘Regum et populorum Patri’ Dat wil zeggen: ‘Aan hem die de vader is der koningen en der volkeren’ De eerste kroon bevat het opschrift: ‘Regum et populorum Patri,’ in briljanten op blauw gebrand glas, de kleur van eenen zuiveren diepen hemel, zinnebeeld der kracht en der overheid. De tweede: Orbis in terra Rectori,’ ook in briljanten op rood gebrand glas, zinnebeeldige kleur der macht. De derde: Jesu-Christi Vicario infallibili,’ in briljanten, op groen gebrand glas, zinnebeeld der geloofsbelijdenis. De steenen der ringkassen komen overeen met de kleuren der in glas gebrande gronden. De eerste zijn saffieren, de tweede robijnen en de derde smaragden. | |
[pagina 82]
| |
Sedert wij het begin dezes opstels ter drukkerij gaven, is de 16e Juni aangebroken en zijn wij te Antwerpen van de feestviering getuige geweest. De geestelijke hoofden der verschillende parochiën hadden de geloovigen uitgenoodigd, gedurende het driedaagsche feest hunne huizen met vlaggen te versieren en op Zondag 19 Juni de buitengevels te verlichten. Aan deze uitnoodiging werd over 't algemeen ruimschoots voldaan en gedurende drie dagen had Antwerpen, dank zij der menigvuldige vlaggen, jaarschriften, wapenschilden en andere versieringen in alle straten, een recht feestelijk aanzien. Den 19n Juni, ten 1 uur, werd in de hoofdkerk het Te Deum van J.-F.-J. JanssensGa naar voetnoot1 met groot orkest uitgevoerd. De hoofdkerk had ter gelegenheid van het jubelfeest al hare prachtige vaandels en standaarden tentoongesteld, terwijl van uit den koepel lange feestwimpels nederhingen en hier en daar opschriften prijkten. De algemeene verlichting van den 19e werd begunstigd door den heerlijksten avond, die de trage zomer nog opgeleverd had: zoel weder en volkomene windstilte. Onder alle, muntte de Sint-Pauluskerk door hare verlichting uit: de ingang langs de Zwartezustersstraat, door heldere gasvlammen verlicht, was met bloemen en groen in eene soort van dreef herschapen, waarin des pauzen borstbeeld prijkte; de lijnen van den tempel waren afgeteekend door eene verlichting met gekleurde glazen; de kerkgevel in de Paulusstraat was ook door gas verlicht; een eigenaardigen aanblik leverden de boomen in den hof der pastorij op, welke beladen waren met verlichte bloemen van doorschijnend papier. Ook de kloosters der paters Kapucijnen op de Ossenmarkt en der Minderbroeders op den Oever, het collegie der paters Jezuïeten, in de Keizerstraat, het St-Ignatiusgesticht in de korte-Nieuwstraat blonken uit door hunne keurige verlichting. De Lieve-Vrouwe- en andere heiligenbeelden, zoo talrijk in de straten van Antwerpen, waren allen verlicht, de meeste met gaskronen; deze verlichting vooral was verrukkelijk. Alleen het Mariabeeld in den gevel van het stadhuis miste eene lichtkroon, doordien de gemeenteraad besloten had, zich te zullen onthouden van alle deelneming aan deze uitsluitend godsdienstige feestviering. De meest smaakvolle verlichtingen waren geleverd door de heeren Jos. Servais en broeder, die zich eene befaamdheid in dit vak gemaakt hebben. Aan het godshuis der Bloedstorting, in de Roodestraat, hing een puik geschilderde transparant, voorstellende: Pius IX tusschen 25 kruisen, doelende op de jaren van zijn pausdom. Bij mejufvrouw C. Teichmann op den Oever, eene schoon geschilderde zinnebeeldige voorstelling der H. Kerk, jammerlijk genoeg met Fransche opschriften. Bij de jufvrouwen Fiocco, Kammenstraat, het portret van Z.H. Ook mogen wij niet vergeten te melden dat gedurende deze drie dagen in het koninklijk paleis was tentoongesteld een schoon afbeeldsel van Pius IX, onlangs te Rome vervaardigd door den kunstschilder Jos. Delin, voorzitter der afdeeling van beeldende kunsten in het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen. Deze tentoonstelling had plaats ten voordeele der maatschappij ter ondersteuning van weduwen en weezen. Ter gelegenheid van het gehouden feest, achten wij het niet ondienstig hier te herinneren dat de jubelfeesten (jubilea) van Israëlietischen oorsprong zijn: zij stammen af van het jubeljaar der oude Hebreeuwen. Tot aan Davids en Salomo's tijd, werd dit alle 50 jaren gevierd. In het jubeljaar werden de slaven vrij gelaten, de schulden gelost en de verpande en verkochte landerijen aan de familie, waaraan zij behoorden, terug gegeven. In zulk een jaar rustte men van allen veldarbeid; men leefde van hetgeen de grond van zelf opleverde, en deelde daarvan aan de armen mede. Vijanden moesten met elkander vrede maken, en om ook het geheele volk met God te verzoenen, ging de hoogepriester in het heilig der heilige des tempels en smeekte door gebed en offerande voor hetzelve om vergeving van schuld. Op dien tijd heerschte door geheel het Joodsche land vrede en blijdschap, en de eerste dag van zulk een jaar werd met bazuingeschal begroet. De Roomsche kerk nam het denkbeeld van zulk een algemeen tijdstip van verzoening over, en paus Bonifacius VIII verklaarde in 1300 het eerste jaar der nieuwe eeuw voor een jubeljaar of jubileum, waarin allen, die naar Rome ter bedevaart gingen, en vrome giften medebrachten, een grooten aflaat verwierven. Clemens VI verklaarde in 1350, ieder 50e; vervolgens Urbanus VI, in 1389, ieder 33e, en eindelijk Paul II, elk 25e jaar voor een jubeljaar. Deze jubeljaren lokten eene ontzaggelijke menigte volks naar Rome. Om aan het groot jubileum van 1350 deel te hebben, kwamen er meer dan tweehonderdduizend pelgrims te Rome aan. Het bijzondere feest, thans door Pius IX gevierd, heeft met deze kerkelijke jubilé's natuurlijk enkel den naam gemeen, die evenzoo wordt toegepast op vieringen der verjaardagen van stichtingen, huwelijken, ambtsaanvaardingen, enz. |
|