De Vlaamsche School. Jaargang 17
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDe Craesbeecksche drukkerij in Portugal.Op Maandag 22 Mei jl. werd ten overstaan en ten huize van den heer boekhandelaar C. Vyt, te Gent, eene partij boeken verkocht, voortkomende van het Augustijnen-klooster van Santa-Cruz, te Coïmbro, in Portugal. De 387 nummers die aldaar voorhanden waren, maakten slechts een klein gedeelte uit van de vrij aanzienlijke bibliotheek, welke dit gesticht bezat, en die uit ruim 60,000 boekdeelen bestond. Het waren meestal oude werken over godgeleerdheid: de geschiedenis en letterkunde leverden zeer weinig op. Onder het verkochte was nogtans eene reeks nummers, die de aandacht van ons, Zuid-Nederlanders, verdient, namelijk een vijftigtal boeken, alle, - één uitgezonderd, dat te Evora verscheen - uit de te Lissabon, in vroegere eeuwen bestaande Craesbeecksche drukkerij van de pers gekomen. Den geleerden baron De Reiffenberg was het reeds, thans dertig jaren geleden, in het oog geloopen: dat er in Portugal eertijds Craesbeecks geleefd hebben; hij geeft den titel op van een boekje, dat in 1626 te Lissabon uitkwam: Silvia de Lysardo Recopilada por Lourenço Craesbeeck, en hij voegt er bij: Ce Lourenço Craesbeeck porte certainement un nom flamand.Ga naar voetnoot1 De Reiffenberg deelt verder nog een drietal aanhalingen mede uit de Bibliotheca Lusitana van Pinto de Souza; ik zal ze verder insgelijks opnemen; doch deze Craesbeecks waren geleerden of letterkundigen; men kende ze niet als drukkers. Op eenen dezer, namelijk op Pedro, kon ik korten tijd nadien, en wel in 1841, de aandacht vestigenGa naar voetnoot2 en ik wees terzelfder tijd aan, dat volgens BrunetGa naar voetnoot3 de Lusiade van Camoëns in 1607, 1614, 1631 en 1651 te Lissabon, in de Craesbeecksche drukkerij, het licht zag. De onlangs te Gent verkochte boeken laten mij toe eenige, voor zooveel ik weet, nergens tot hiertoe te vinden inlichtingen te geven, waaruit blijkt, dat in Portugal het geslacht der Craesbeeck's de drukkunst, gedurende eene geheele eeuw, met allergrootste vlijt heeft uitgeoefend. Men trof aldaar werken aan verschenen bij Pedro Craesbeeck, van 1597 tot 1631. Ook een in 1680; dat was dan bij eenen anderen Pedro als die van vroeger. Vervolgens bij Antonio Craesbeeck, van 1624 tot 1679. Hier wederom moet men veronderstellen, dat twee onderscheidene drukkers denzelfden voornaam gedragen hebben. Op boeken van 1662 tot 1679 verschenen, leest men Antonio Craesbeeck de Mello of de Melo, terwijl men op de eersten eenvoudig Antonio Craesbeeck leest, zonder eenige bijvoeging. Verder bij Lorenço Craesbeeck, te Evora in 1620 en te Lissabon in 1625 en 1636. Eindelijk bij Paulo of Pablo Craesbeeck, van 1645 tot 1652. De kleine verzameling van den koopdag te Gent levert ons dus vier namen op, doch die wel aan zes onderscheidene drukkers zullen behoord hebben, welke men van 1597 tot in 1680 werkzaam vindt. Waarom heeft een dezer Craesbeeck's, Antonio, dien ik den tweede meen te mogen heeten, bij zijnen naam de Mello of de Melo gevoegd? Wat wil dat zeggen? Een nog al ervaren Fransch boekhandelaar, de heer Claudin heeft eens Antonio Craesbeeck de Mello vertaald door Antoine Craesbeeck de Melle près de Gand. Ik zal niet veronderstellen, dat dit bloot een lokaas was, om | |
[pagina 78]
| |
daardoor den kooplust der Gentsche liefhebbers op te wekken. In alle geval kan ik niet aannemen, dat de Mello of de Melo zooveel als van Melle zou beteekenen. De bijnaam, aan deze gemeente ontleend, zou eerder de Mella of de Melna moeten zijn; en verder kan men vragen, waarom de laatste drukker, de tweede Antonio, dien wij hier eerst in 1662 en 1679 ontmoeten, zich aldus zou genoemd hebben, terwijl de vroegste, Pedro Craesbeeck, die reeds in 1597 te voorschijn komt, zulks niet gedaan heeft? Aan dezen laatste, die de stamvader van het geslacht schijnt geweest te zijn en waarschijnlijk de eerste die zich buiten lands vestigde, moest het vaderland nog versch in het geheugen gebleven zijn en hij zou dus den naam van zijne geboorteplaats bij den zijnen hebben kunnen voegen; voor Antonio, die zooveel later leefde en ongetwijfeld in Portugal ter wereld kwam, zal zulks van veel minder belang geweest zijn. Ik heb eene geheel andere uitlegging. Ik vermoede liever, dat, zoowel als de afstammelingen van Plantijn bij ons, tot den adelstand verheven werden, dezelfde eer aan de Craesbeeck's in Portugal te beurt viel. De aanhoudende diensten, welke hunne drukpers, in alle vakken van letteren en wetenschappen, bewezen had, in een land waar niemand met hun kon wedijveren, en waarschijnlijk ook wel het aanzien en vermogen, die zij door hunne nijverheid hadden verworven, kunnen ons genoegzaam verklaren waarom zij met brieven van adel begiftigd werden. Volgens mij zou dus dat Mello of Melo de naam zijn van eene heerlijkheid in Portugal, die aan Antonio den tweede geschonken werd of die hij aangekocht had. Wat er ook van zij, ik zal hierbij voegen, dat men bij De Reiffenberg nog de volgende namen leest, die hij uit de reeds vermelde Bibliotheca Lusitana van Pinta de Souza heeft getrokken: Paulo Craesbeck; Francisco Jose da Serra Craesbeck de Carvalho; Francisca Xavier da Serra Craesbeck; Deze laatste geboren te Lissabon in 1673 en gestorven in 1736. De Bibliotheca zal hier geene drukkers, maar eerder letterkundigen of geleerden bedoelen. In allen gevalle die twee Da Serra's Craesbeck schijnen wel edelen geweest te zijn. Dit zou mijne gissing nog staven. Waren de Craesbeeck's misschien destijds uitgestorven en voegden de Da Serra's dien naam bij den hunnen? Nadere opzoekingen zullen dat later kunnen bewijzen. Het zij mij genoeg de aandacht getrokken te hebben op een geslacht van Zuid-Nederlandschen oorsprong, dat zich in een ver land vermaard heeft gemaakt. Craesbeeck, Craesbeck of Crasbeeck - men vindt het op verschillende wijzen geschreven - is een naam die stellig tot ons land behoort; niemand zal er aan twijfelen; doch ik denk, dat hij niet in Vlaanderen, maar wel in Brabant te huis zal zijn. Een Jan van Craesbeeck, te Aarschot geboren, was monnik in de abdij van St-Bernaards op de Schelde en in die van Villers; hij stierf in eerstgenoemd gesticht ten jare 1610, eene Verklaring op den regel van den H. Bernardus nalatende, een werk, dat na 's mans dood, in 1624, te Dowai gedrukt werd.Ga naar voetnoot1 Men weet, dat men tot op onze dagen niet recht bekend was met de geboorteplaats van eenen der voornaamste meesters van onze Vlaamsche schilderschool, van Joos Van Craesbeeck. Naar aanleiding van De Bie's Gulden cabinet hadden al onze schrijvers dien kunstenaar te Brussel ter wereld doen komen. In de laatste jaren echter had men eene andere plaats, een niet bestaande Neerlucht, aangewezen. Eindelijk bracht de uitgave van de Geschiedenis der gemeente Neerlinter, door den eerw. heer P.-V. Bets, op het echte spoor. Eene oorkonde aldaar voorkomende en nadere opzoekingen door dien geleerde en ook door den heer Van Lerius, van Antwerpen, gedaan, bewezen ten overvloede, dat Joos Van Craesbeeck, niet te Brussel, maar wel te Neerlinter, eene gemeente in de nabijheid van Thienen gelegen, ter wereld kwam.Ga naar voetnoot2 Hetgeen ik hier geschreven heb, ik herhaal het, zal meer dan toereikend zijn, om bij ons de aandacht te trekken op een geslacht dat zich in een vreemd land door het beoefenen der drukkunst beroemd maakte. Misschien zal men wel het bewijs ontdekken, dat, in het laatste kwaart der zestiende eeuw, een Craesbeeck ons vaderland verliet, om zich in Portugal te vestigen. Gelukt men er niet in iets te Neerlinter te vinden, dan zal men misschien te Aarschot of elders in dat gedeelte van Brabant den gewenschten uitslag bekomen. Ten slotte zal ik hier bijvoegen, dat, naar ik meen, de meeste der op de veiling bij den heer Vyt, voorhanden zijnde Craesbeecksche drukken, door den ieverigen heer Ferd. Vander Haeghen aangekocht zijn voor de Gentsche bibliotheek, die tot hiertoe slechts weinige boeken van dien aard bezat. Moortzeele bij Gent, 25 Mei 1871. C.-P. Serrure. |
|