ren tegenwoordig de heeren Van den Bergh-Elsen, schepen voorzitter, P.-P. Stoop, N. De Keyser, J. Dyckmans, P. Dens, De Vigne-Quyo, A. Balat, L. Baeckelmans, C. Fraikin, E. Slingeneyer, en P. Genard, die het ambt van secretaris waarnam.
Op 23, 24 en 25 April waren al de voornoemde werken openbaar tentoongesteld in de zaal der academiekers, Venusstraat.
De eerste prijs was toegewezen aan het ontwerp no 20; als vervaardiger deed zich kennen de heer Jaak De Braekeleer, volgens wiens verklaring het gedenkteeken zal uitgevoerd worden voor de globale som van veertig duizend frank, met de volgende bouwstoffen: ‘base, en pierre bleue polie, piédestal et figures, en pierre blanche dite Savonnière; attributs du piédestal, sculptés en pierre Savonnière; figure principale, fondue en bronze Keller.’
No 10 behaalde den tweeden prijs (2000 fr.). Als vervaardiger deed zich kennen de heer Jos. Ducaju.
No 7 behaalde den derden prijs (1000 fr.). Dit model is het werk van den heer Van der Linden-De Vigne, van Antwerpen, thans leeraar aan de Leuvensche academie van schoone kunsten.
Deze uitslag is door den voorzitter van de jurij ambtelijk bekend gemaakt in de zitting van den Antwerpschen gemeenteraad van 25 April. De raad verzond deze mededeeling naar zijne commissie van schoone kunsten.
Nauwelijks was de uitslag gekend of er werd een gerucht in omloop gebracht, volgens welk het bekroonde ontwerp het werk zou zijn, niet van den heer Jaak De Braekeleer, maar van den befaamden Franschen beeldhouwer Carrier-Belleuse.
Den 29n April behelsde de Moniteur belge het volgende bericht, voor welks opneming men waarschijnlijk de goede trouw der redactie had verschalkt:
‘Le jury du concours à Anvers pour l'érection d'un monument à la mémoire de Leys, vient de déclarer lauréats M. Carrier-Belleuse et son élève, M. De Braekeleer.’
Hierop verscheen de volgende brief op 30 April in de Antwerpsche dagbladen:
Monsieur le Redacteur,
‘Les bruits qui circulent touchant ma participation au projet couronné de M. De Braekeleer dans le concours Leys étant de nature à nuire à la réputation de cet artiste, je tiens à établir que s'il a bien voulu me demander des conseils, que j'accorde avec bienveillance à tous les artistes qui s'adressent à moi, il n'en reste pas moins acquis qu'il peut légitimement revendiquer la paternité de ce travail.
Veuillez, M. le rédacteur, agréer mes remercîments pour la publicité que vous voudrez bien donner à la présente, et croire à mes sentiments les plus distingués.’
‘carrier-belleuse.’
Volgens de Étoile belge van 1 Mei, zou het bouwkundig gedeelte het werk zijn van den heer Vanderheggen van Brussel. Die bewering is nog niet tegengesproken, ofschoon wij denken redenen te hebben, er de gegrondheid van te betwijfelen.