Philippus-Jacobus van Brée.
Deze kunstschilder, die op 16 Februari, ten half 4 ure 's morgens te Sint-Joost-ten-Noode, bij Brussel overleed, werd op 1 Januari 1786 te Antwerpen geboren. Hij was zoon van Andreas Van Brée, bij wien hij het schilderen leerde; in 1811 ging hij zich volmaken in de kunst bij Girodet te Parijs en in 1816 vervorderde hij zijne studiën in Italië. In 1827 doorreisde hij geheel Duitschland en in 1839 Engeland. In 1833, ontving hij op de Brusselsche tentoonstelling het zilveren verguld en in 1836 het gouden eermetaal. Menigvuldige tafereelen bracht hij voort en prijkte op de tentoonstellingen van Amsterdam, Antwerpen, Brussel, Gent, Parijs; minder vermaard dan zijn oudere broeder, bezat hij nogtans een talent, dat zoo wat over veertig jaren boven het gewoon middelmatig kon gerangschikt worden, was ridder der Leopoldsorde en bewaarder en lid van het koninklijk museum.
Wij vermelden hier eenige zijner eerste voortbrengselen: Napolitaansche visschers en visschersdochters; De koningin Blanche, aangekocht door Z.M. Willem I; Vert-Vert; de Werkplaats van den bloemschilder Van Dael; Kapitein Bontekoe; eene H. Familie; Barents te Nova-Zembla; Het graf van Nero; De ontdekking van Nieuw-Holland door Tasman; Processie in Sint-Pieterskerk te Rome; Z.H. Gregorius XVI onder den zegeboog van Titus doorgaande; Een kardinaal in eene villa; Het Moorsche bad; Godfried van Bouillon te Jerusalem, besteld door het Belgisch staatsbestuur voor de kerk van het kamp van Beverloo; Jonge meisjes uit de omstreken van Rome en Een varkenshoeder bij eene fontein, in het Brusselsch museum; Rubens in zijnen tuin schilderende, omringd van zijne familie (werd op de Brusselsche tentoonstelling verkocht aan fr. 2500); Napoleon of de koning van Rome, uitgevoerd tijdens de honderd-dagen; Kloosterlingen van het H. Sacrament op het koor; Debutade of de uitvinding der teekenkunst.
In 1861 werden te Antwerpen elf zijner tafereelen tentoongesteld en verkocht door den griffier Ed. Terbruggen, waartusschen de Troonsafstand van keizer Karel, aangekocht voor het Antwerpsch museum.
Sedert eenige jaren was Ph. Van Brée te Brussel gevestigd; hij verkeerde er in niet zeer ruime omstandigheden. Zijne onpasselijkheid is kortstondig geweest. Den 9n Februari berichtte hij zijnen kunstvriend P.-J. De Cuyper, beeldhouwer te Antwerpen, dat zijne dagen kort werden en, eigenaardig genoeg, verzocht hij hem al zijne kunstvrienden en medeburgers dank te zeggen voor de vriendschapsbewijzen, die hij op zijne lange loopbaan genoten had. Den 10n berichtte Van Brée, aan denzelfden kunstvriend, dat hij den eerw. heer Mommen had doen roepen, om de HH. Sacramenten der stervenden te ontvangen. Van Brée had naar de laatste Antwerpsche tentoonstelling (1870, bladzijde 108) nog verscheidene schilderijen gezonden. Hij was lid van ettelijke kunstgenootschappen en vormde eenige leerlingen, waartusschen L. Ricquier en V.-J. Genisson.
De lijkdienst had plaats op 18 Februari ten 10 ure 15 m. 's morgens, in de kerk van Sint-Joost-ten-Noode.