Eene vertooning in den schouwburg Los Toros te Madrid.
De Vlaemsche School deelde in 1862 (bladzijden 70-71) eenen brief mede van den kunstschilder J.-B. Huysmans, waarin hij breedvoerig de afschuwelijke tooneelen beschreef die nog in Madrid plaats grijpen.
Bovenstaande plaat stelt het tweede bedrijf voor van het gevecht. Als er zes spiezen (ambtelijk getal) in den stier gestoken zijn, blaast men de trompet. La espada, doordrongen van zijn gewicht, komt voor de gouverneursloge staan. Den gubernador genaderd, neemt de torero zijn hoedje af en vraagt verlof om den stier te dooden, tot groot vermaak en genoegen van het volk en de vreemdelingen. Het bewuste verlof bekomen hebbende, werpt hij zijn hoofddeksel in de renbaan. De stier dezen nieuwen vijand ziende opdagen, begint woedend te trappelen; de wonden die hij reeds bekomen heeft maken hem eenigszins omzichtig, maar het gezicht van de roode vlag die de espada draagt, wekt al zijne dolheid weder op en doet hem zijne voorzichtigheid vergeten; hij werpt zich op den purperen lap die zich voor hem ontvouwt en hem den doorgang verspert. Verwonderd keert hij zich eensklaps om, de roode lap is altijd daar, hij springt op nieuw vooruit. De lap verdwijnt en komt weer terug. Dat noemt men de doorgangen der la muleta. Eindelijk rolt de espada zijnen kapmantel rond eenen stok en stelt zich voor den stier. Het dier gaat zich eindelijk kunnen wreken, de man is alleen en heeft slechts eenen.... degen tot wapen. De toeschouwers houden den adem in en wachten met onrust het einde van het treurspel af. De stier springt onweerstaanbaar vooruit: zijne horens kneuzen de borst van den toreador, maar het doodende wapen is bijna geheel in het lichaam van het dier verdwenen. De stier doet nog eenige stappen, buigt zich op zijne knieën en valt. De steek, om volgens de regels te zijn toegebracht, moet doordringen tot twee vingeren van de ruggraat, tusschen de schouders. Als de eerste degensteek den stier doodt, barsten de bravo's luidruchtig los, en het regent sigaren en Andaluzische hoeden in de renbaan. De espada bedankt, en gaat den gouverneur groeten. De trompetten schallen,
de muziek doet de meest aantrekkelijke habaneras hooren, en vier rijk opgetuigde muilezels met kleine vlaggetjes der Spaansche kleuren stappen in het strijdperk om er de gedoode paarden en den stier uit te sleuren.