De Vlaamsche School. Jaargang 16(1870)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Jobs gelatenheid. Een bittre tranenvloed doorweekt thans mijne sponde; Verwelkt is mijne jeugd als 't bloempje op zijnen stam; En gaf het aardsche lot mij soms een blijde stonde, 't Was 't vliegje, dat der bloem de blaadjes medenam. 'k Zwalpte op des levens zee, doorzaaid met storm en rotsen, Waarop mijn droomend hart met hoop en hoogmoed brak; En wen de orkaan mijn boot op de onheilsklip deed botsen, Geen vriend die aan het strand een vuurbaaklicht ontstak. Hoe mij de tegenspoed met al heur' rampen treffe; Gij gaaft, gij naamt, o God; dat steeds uw wil geschied', Gelaten is mijn hart, en moet het zijn, ter heffe Drink ik den bittren kelk, dien uwe hand mij biedt. Victorien Van de Weghe. Vorige Volgende