De Vlaamsche School. Jaargang 16
(1870)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 143]
| |
dikstoel, geplaatst tusschen den derden en vierden pilaar dezes tempels, mede te deelen. Het is het een der meesterstukken van den Antwerpschen beeldhouwer, Henricus-Franciscus Verbruggen, geboren in de 17e eeuw. Dit kunstwerk, uit eikenhout vervaardigd, behoorde vroeger aan de paters Jezuïeten, te Leuven,
die het talent van gemelden beeldhouwer hadden weten te waardeeren en hem de gelegenheid verschaften het te doen uitschijnen. Na de verdrijving der Jezuïetenorde, in 1776, schonk Maria-Theresia den predikstoel aan het kapittel van Sinte-Gudula, welk de gelegenheid nog niet gehad had, zijnen ouden in koper gedreven predikstoel, vernield en verkocht door de protestantsche soldaten in de XVIe eeuw, waardig te vervangen. De samenstelling is eigenaardig en los: zij stelt Adam en Eva voor, levensgroote beelden, die het voetstuk vormen en een aardbol schijnen te dragen. Een engel jaagt hen uit het paradijs en de dood vervolgt hen. Adams beeld is vooral schoon van uitdrukking. De kuip rust tegen den boom van goed en kwaad, versierd met vruchten en beladen met eigenaardige dieren. Aan den kant van Adam ontwaart men eenen arend en eenen struisvogel, langs den kant van Eva eene pauw, eenen papegaai en eenen aap. In het hoog van den boom prijkt het troongehemelte, ondersteund door twee vliegende engelen en eene vrouw, het zinnebeeld der waarheid aanbiedende. Boven, op het troongehemelte de H. Maagd Maria, houdende het kindje Jezus en een kruis, met hetwelk beide het serpent verpletten, dat rond den boom gekronkeld is. Van Verbruggen bestonden vroeger menigvuldige kunstwerken in België, onder andere in de hoofdkerk te Antwerpen: het marmeren grafteeken van Maria Kipholts, bekend om hare weldadigheid jegens de noodlijdenden, hetwelk zich bij de kapel der aalmoezeniers bevond; twee beelden aan de marmeren tuining die voor de Fransche omwenteling venerabel kapel afsloot, voorstellende de strijdende en de lijdende kerk; het nog aldaar bestaande tabernakel, de arke des verbonds met vier engelen, waarvan er twee zijn verdwenen. In de Augustijnenkerk het hoog altaar en de predikstoel. In de Sint-Jacobskerk, een deel der schoone communiebank van venerabel kapel, alsook de twee beelden boven het groot portaal, den tijd en den genius der jeugd voorstellende. In de kerk der Karmelieten, een preekstoel, door vier kerkvaders onderschraagd wordende, alsmede een standbeeld van den profeet Elias; in de Falconskerk der geestelijke zusters van O.-L.-Vrouw, het marmeren altaar der H. Maagd; in de kerk der abdij van St-Bernardus, vijf heiligenbeelden bij het houten beschot van het koor, zijnde: paus Benedictus, de aartsbisschop Malachias, de priester Marten-Thomas van Cantorbery en Gregorius, discipel van St-Bernardus; in de kerk van Tongerloo, het marmeren hoofdaltaar, met de afbeelding der Engelsche Groetenis; te Mechelen, in de St-Pieterskerk, de preekstoel, geschraagd door vier beelden, de werelddeelen voorstellende; te Gent, in de hoofdkerk, het marmeren groot altaar, versierd met vier beelden; te Brugge, in de kerk van Sinte-Walburgis, de marmeren communiebank, versierd met festoenen en half verheven beeldwerken, de HH. Rosalia, Franciscus Xaverius, Ignatius en Ursula voorstellende en kinderbeeldjes. F. Verbruggen was in 1689-1690 deken der Sint-Lucasgilde te Antwerpen; hij was zoon van den beroemden Pieter Verbruggen den oude, beeldhouwer. Zijn afsterven had in 1724 te Antwerpen plaats. |
|