Het stadhuis van Blankenberghe.
't Is het aloude stadhuis van Blankenberghe
teekening en plaatsnee van l. hacault.
dat onze lezers hier aantreffen. Het eenvoudige gebouw is eigenaardig en schilderachtig genoeg, hoewel het anders niet veel merkwaardigs oplevert. Wij meenen dan ook eene breedvoerige beschrijving achterwege te kunnen laten. De afbeelding is overigens volkomen duidelijk. Zij vertoont den voorgevel, alsmede den voornaamsten zijgevel en den vrij netten toren. Het gebouw bevindt zich in eenen staat van bewaring, die weinig te wenschen overlaat.
Sedert Blankenberghe eene druk bezochte badplaats geworden is, heeft men de oude huizen, wier bouwtrant in overeenstemming was met dien van het stadhuis, allengskens grootendeels zien verdwijnen en plaats maken voor nieuwmodische gebouwen, die zich vooral doen opmerken op den dijk welke de stad tegen de woede des oceaans beveiligt, en tusschen dewelke het Kursaal en de Family- en Victoria-hotels den eersten rang innemen. Blankenberghe heeft zijne oorspronkelijkheid, of liever zijne eigenaardigheid in wat aangaat het voorkomen zijner woningen, om zoo te zeggen heel en al verloren. Slechts de zee is gebleven zooals zij altijd is geweest......
Wij herinneren dat in 1861, bladz. 50, onze vriend Johan van Rotterdam, een der stichters van ons tijdschrift, in eene gevoelvolle novelle getiteld Broeders en Zusters (uit de duinen), het Westvlaamsche stadje, alsook de goedaardige bevolking dezer streek, aangenaam doet kennen. In 1863, op blz. 57 en volgende, gaf de Vlaamsche School een boeiend verhaal van den heer Sleeckx, getiteld Blankenberghe. Eene geschiedkundige terechtwijzing aan het verhaal van Sleeckx, komt bij wijze van naschrift, wat betreft den oorsprong van Blankenberghe, door Frans de Potter op bladzijde 193 van denzelfden jaargang voor.
Uit de mededeelingen van den heer de Potter blijkt, dat Blankenberghe reeds in de XIIIe eeuw bestond. Op deze terechtwijzing is nog eene andere gevolgd bladzijde 220.