De bank, te Brussel.
teekening van v. de doncker, plaatsnede van e. vermorcken.
Het schoone gebouw, waarvan wij hierboven de getrouwe afbeelding in plaat mededeelen, is de nieuwe bank van Brussel, waarvan wij met een enkel woord gewaagden, om den spoed aan te stippen waarmede er aan gewerkt werd (jaarg. 1862 blz. 204). Sinds ruim twee jaren is deze praalbouw geheel voltooid. Hij vormt een der schoonste monumenten van de hoofdstad en is gebouwd in den Griekschen trant: langwerpigen vorm met aan de twee uiteinden vooruitspringende deelen, welke van onder tot inkoom dienen, waartusschen op de lengte van het gebouw zeven ramen die licht geven in de bureelen en de zalen benoodigd voor den dienst. Op de vooruitspringende deelen boven het ondergedeelte, pilaren die eene kroonlijst dragen met een versierd front en daartusschen een met draagbeelden en front versierd raam. Buiten deze twee ramen, zijn er nog zeven andere, waarvoren en waartusschen vazen en leuningen. Elk van de negen ramen voert in zijn oppergedeelte een schild, prijkende met de wapens van eene der provinciën België's. Langs de voorzijde, is het gebouw bekroond met eene galerij. Links en rechts boven de fronten der vooruitspringende deelen, zijn de vrouwelijke geniussen van den handel en de nijverheid in zittende houding afgebeeld
Dit gebouw, opgericht links van de Sinte-Gudulakerk, staat, jammer genoeg, op eene plaats waar het aan ruimte ontbreekt om het op afstand te zien en in al zijne schoonheid te waardeeren. Het is grootsch en prachtig van opvatting, zuiver van lijnen, en de versieringen zijn in overeenstemming met het geheel, iets wat niet altijd het geval is bij vele onzer hedendaagsche bouwwerken. Het binnengedeelte moet voor het uiterlijke niet onderdoen; 't is een wezenlijk paleis. Ook vindt men er werkplaatsen voor de plaatsnijders der bankbiljetten, het ma ken en het drukken der clichés. Het is uitgevoerd volgens de plannen en onder leiding van den bouwmeester H. Beyaert. De versieringsbeeldhouwwerken zijn uitgevoerd door Houstant, een Franschman; onzes dunkens waren Belgen daartoe toch ook in staat. Wanneer zal men in ons land eens genezen van die ziekte, vreemden boven eigen te verkiezen?