Wij geven in de omlijsting van Beeckmans welgelijkend portret, de schetsen der bijzonderste gebouwen, waarvan hij de plannen leverde en die onder zijne leiding werden voltrokken. Het zijn het weezenhuis te Dendermonde, het gerechtshof in dezelfde stad, eene kapel in ojivalen stijl, te Aalst, en een vleugel van het stadhuis van Dendermonde.
Overigens zijn wij verplicht ons te bepalen bij de mededeeling van het volgende kort doch bondig opstel, ontleend aan de Gazette van Dendermonde. Zondag 6 Maart 1870:
‘De verdienstelijke man zag het eerste levenslicht te St-Gillis-bij-Dendermonde, den 2n Juni 1785, en bereikte dus den gezegenden ouderdom van 85 jaren. Hij werd den 4n December 1833 benoemd tot stedelijken bouwmeester en den 27n Juli 1838 als leeraar ter academie, bedieningen, welke hij met even veel bekwaamheid als iever tot den jare 1862 vervulde. Als kunstenaar stond hij in aanzien, als liefhebber van letter- en tooneelkunde gaf hij herhaalde blijken, als verdediger der moedertaal trad hij, in verschillende gelegenheden, verdienstelijk op, als burger genoot hij ieders genegenheid en achting. Ons prachtig weezenhuis, het tribunaal, de nieuwe vleugel van het stadhuis, enz., zijn het werk des heeren Beeckman. Hij was mede een der inrichters der gasfabriek en maakte, als een der bijzonderste geldschieters, van het toezichtsbestuur dezes gestichts deel. Ook van andere plaatsen werd hem het ontwerp en de uitvoering van belangrijke bouwwerken toevertrouwd: zoo dankt de stad Lokeren hem hare academie van teeken- en bouwkunde en hare statiebrug.
Als blijk van hoogachting en openbare hulde over zijne, der stede in het bijzonder, der kunsten in het algemeen bewezene diensten, verleende de raad van Dendermomde aan heer Beeckman, bij besluit van 4 Februari 1862, den titel van stadse erebouwmeester en eere-professor der academie van teeken- en bouwkunde. Te dier gelegenheid werd een op perkament geschreven, met het groot stadszegel bekleede bewijsbrief den vereerden ouderling toegezonden.
De heer Beeckman stond aan het hoofd der maatschappij van Rethorica, die, in 1815, onder de kenspreuk Kunstliefde, alhier tot stand kwam, en behaalde met haar verscheidene eerste prijzen. Als beoefenaar der dichkunst laat hij eenige stukken achter, welke niet van verdienste ontbloot zijn.’
De heer Beeckman was geen ondankbare: hij schonk de stad die hij lief had, en de kunst die hem aan het harte lag een kapitaal van vier duizend frank waarvan de jaarlijksche interest dienen moet, om eenen leerling der teekenacademie van Dendermonde zijne studiën te laten voltrekken aan de academie van Antwerpen. Zijne bijzonderste teekeningen, boekwerken enz., heeft hij vermaakt aan de stad Dendermonde, om in de stadsbibliotheek bewaard en geraadpleegd te worden. Tot zijne laatste uren betoonde hij zich een vriend der armen; hij schonk bij testament aan de burgerlijke godshuizen van Dendermonde ruim twintig duizend frank.
Onder andere daadwerkelijke bewijzen van Beeckmans belanglooze kunstliefde, kunnen wij vermelden dat hij den predikstoel van Onze-Lieve-Vrouwekerk, te Dendermonde, voor eigene rekening heeft doen herstellen en daaraan eene som van niet minder dan 6000 fr. besteedde.
Wij behoeven wel niet te zeggen, dat het afsterven van eenen man, die zich in zoovele opzichten oprecht verdienstelijk heeft gemaakt, te Dendermonde eene algemeene droefheid heeft veroorzaakt. De begrafenis was indrukwekkend door de talrijke menigte die opgekomen was, om Beeckman eene laatste plechtige hulde te bewijzen. De overheid was er door een groot getal harer leden vertegenwoordigd. In den stoet bemerkte men de weesjongens en weesmeisjes, voorafgegaan van hunne muziek.