Algemeene vergadering.
Om ruim 2 1/2 ure werd de algemeene zitting geopend; zij was zeer druk bijgewoond.
De hoogleeraar Willems handelde over den diepbetreurden dichter Dautzenberg en deed met eene buitengewone welsprekendheid de verdiensten van dezen man uitschijnen; ook werd de talentvolle leeraar der hoogeschool menigmaal door toejuichingen onderbroken.
De heer Muny, luitenant bij de lansiers, trad op en werd door toejuichingen begroet: hij sprak over de volksvoordrachten en de volksbibliotheken. Hij deed vooral uitschijnen dat de officieren van het leger krachtig kunnen medewerken tot de ontwikkeling van het volk, waaruit jaarlijks de soldaten gerecruteerd worden.
Op voorstel des heeren voorzitters Hendrik Conscience, die met eene buitengewone welsprekendheid den moed en het talent des vorigen sprekers deed uitschijnen, stemde de vergadering den heer Muny bedankingen, die daarna door verschillende leden persoonlijk herhaald werden.
De heer Harrij Barge, van Amsterdam, trad na hem op en noemde de taal, het beste chassepot tot handhaving onzer nationaliteit, welk hij in eene goed beredeneerde en diepdoordachte voordracht deed uitschijnen.
De heer Ising drukt naar aanleiding der vorige redevoering, zoo de taal het beste chassepot is, den wensch uit dat tegen vreemde overheersching, Noord en Zuid talrijke mannen mogen tellen, die zich van dit wapen op eene zoo meesterlijke wijze bedienen als luitenant Muny. Hij bracht in naam der taalbroeders van het Noorden, hulde aan Muny.
Mevrouw de weduwe Storm handelde over de letterkunde, beoefend door vrouwen.
De heer van Driessche, van Brussel, droeg Een groet aan het XIe congres voor, een gedicht ingezonden door mevrouw Courtmans, verhinderd de vergadering bij te wonen.
De heer Roorda van Eysinga maakt beschouwingen over de toelating der vrouwen als congresleden. Men voerde hem tegen dat het pleit van het lidmaatschap der vrouwen, door de redevoering van mevrouw Storm en de aanwezigheid van talrijke andere vrouwen, in feit lang beslist was.