merus, Virgilius en Ovidius vertegenwoordigd was. Voor dien ommegang leverden de vleeschhouwers een wagen, voorstellende de schaking van Europa, koning Agenor's dochter, door Jupiter, in de gedaante van eenen stier. De smeden en timmerlieden gaven eenen wagen, verbeeldende den godenraad op den Olympus, vulkaan met zijne cyclopen, smedende de gulden banden der huizen van Oostenrijk en Bourbon; de schippers leverden het driemastschip en de ventjagers deden den walvisch, die den grijzen zeegod Glaneus op den kop voerde, herstellen. Verscheidene andere ambachten bezorgden insgelijks nieuwe wagens en andere voorwerpen, waartusschen de levensgroote olifant, met eenen toren op den rug.
Doch verzenden wij liever onze lezeren naar de Herinneringen der feestelijkheden van Antwerpen door L. Torfs. (Zie de Vlaemsche School 1864, blz. 133, en keeren wij tot de reuzin terug.
Wij zegden hooger dat de oude reuzin had opgehouden te bestaan. Het beeld was door ouderdom zoodanig onderkomen, dat men het onmogelijk de nieuwe en uitgebreide kwartieren van de vergroote stad zou hebben kunnen laten doorrijden, zonder de oudste vrouw van Antwerpen aan de ergste ongelukken bloot te stellen. Op vroegere tochten was het haar reeds gebeurd haar hoofd te verliezen, in de letterlijke opvatting van het woord. Het hotsen der wagens, gedurende den langen rid, hadde nu haar vermolmd lichaam wel geheel kunnen doen bezwijken en dit ware wellicht niet zonder gevaar geweest voor hare geleiders. Men heeft haar dus wijselijk den weg laten ingaan van de menigvuldige geslachten die zij had overleefd.
Wij hebben er aan gehouden, de nagedachtenis der oude vrouw, die gedurende een honderdtal jaren de Antwerpsche kermissen hielp opluisteren, eene laatste hartelijke hulde te bewijzen, door de opneming harer beeldtenis met wagen en trein. Eere wien eere toekomt! Men mocht anders binnen tien of twintig of meer jaren wel eens beweren, dat de reuzin die men alsdan zal aanschouwen, het oudje van 1765 is.... Neen, de nieuwe dame moge er zeer goed uitzien, hare voorgangster, zij wier afbeelding men hier aanschouwt, was ook eene hupsche vrouw en als dusdanig mag zij van ons vergen, dat wij hare trekken, hare houding en hare kleedij getrouw voor het nageslacht bewaren. Het ware volstrekt niet heusch, geheel zonder plichtplegingen afscheid te nemen van het lieve beeld, dat aan onze grootmoeders en onze grootmoeien - en wij zullen ook maar onze ernstigere grootvaders vermelden - zooveel gulle vreugde verschaft heeft, als aan hunne afstammelingen.
De oude reuzin verdient in den vollen zin des woords eene afzonderlijke bladzijde in Antwerpens kronijken. Wij twijfelen niet, of al onze lezers zullen het met ons volkomen eens zijn op dit punt.
En nu de nieuwe reuzin? Zij is vervaardigd door den beeldhouwer E. de Plyn en werd beschilderd door den sieraadschilder Jos. Weerts. Het is een zeer verdienstelijk beeld, in zittende houding; zijne hoogte, boven den wagen, bedraagt 6m40. De voeten zijn ongeveer een meter lang. Even als hare voorgangster voert de nieuwe reuzin schild en lans en draagt een helm op het hoofd. Hadde men niet beter gedaan, de maagd van Antwerpen in haren oorspronkelijken staat te herstellen en ook den reus zijne rozenkroon terug te schenken, ten einde hem weder te maken zooals hij oorspronkelijk op de Groote-Markt verscheen in 1535?
Wij hopen der nieuwe reuzin ook eenmaal de eer der gravuur in ons tijdschrift te laten wedervaren.