De Sint-Pieterskerk te Rome.
Op bladzijde 38, jaargang 1866, gaven wij, in de Vlaamsche School, van den te recht wereldberoemden tempel, eene breedvoerige en doelmatige beschrijving, opgesteld door eenen te Rome verblijvenden kunstliefhebber, die het prachtige gebouw in al zijne deelen doet kennen, zelfs tot in den knop. Het zal voldoende zijn den lezeren naar die beschrijving te verwijzen, aangezien de hier medegedeelde plaat eene nauwkeurige en duidelijke aanschouwing der kerk geeft, en ook hen, die het geluk niet hadden haar te bezoeken, toelaat er zich een zeer goed gedacht van te vormen.
In het midden van de plaats ziet men Nero's Egyptischen naaldsteen geheel van een stuk en effen; hij is 27 meters 70 hoog, en weegt niet minder dan 993,537 pond; er waren 800 man en 140 paarden noodig om hem te plaatsen, hetwelk geschiedde den 10n September 1586, onder de regeering van Paus Sixtus V. Den bouwmeester Fontana was de leiding van dit voorwaar niet gemakkelijk werk opgedragen. Om de orde behoorlijk te handhaven en te voorkomen dat door het gewoel en gedruisch tusschen de menigte der nieuwsgierigen verwarring zou ontstaan, iets wat al licht tot ongelukken bij de werken zou hebben kunnen leiden, was onder bedreiging met de strengste straf, van wege den Paus aan iederen aanschouwer het spreken verboden. Het werk, zegt een oud verhaler van het bekende, toen voorgekomen geval, ging traagzaam genoeg, maar zeker en zonder ongeval.
Intusschentijd stond een jonge scheepsjongen te kijken, met name Bresca, die van San-Remo was, niet verre van Genoa, waar veel palmen groeien. Peist Bresca, die van touwwerk wist te spreken: die koorden lijden te veel, ze gaan van 't danig wrijven in brande komen, en dan is 't al gedaan. ‘Water op de touwen daar!’ zoo roept hij overluid. Het viel hem te laat in dat hij zwaar misdaan had tegen het verbod van den Paus, en hij kroop weg, niet wetende wat er hem geschieden zou. Men verstond dat er water van doen was; men natte de koorden, dat ze doomden, en het werk werd gelukkiglijk voltrokken. Overal zocht het volk van den Paus naar den ongelukkige, die dat gelukkig woord gesproken had. Men bracht hem bij den Paus en hij werd gestraft?... neen beloond. ‘Wat begeert gij?’