Het bloemenrijk.
Eene bespiegeling.
Welke levendige en liefderijke kleuren! welke toets! welke verscheiden heid van tonen! welke rijkdom treft men niet aan in het rijk der bloemen! de eene fier en begeesterd, de andere teeder en zoet; wanneer men sommige bloemen aanschouwt, waant men te staren op de robijn met hare vlamstralen of de safier met hare azuurblauwe tint: overal fijne en gevoelvolle schakeeringen: natuur, kunst en smaak schijnen samen te wedijveren, om van de bloemen voorwerpen van zalige genietingen te maken. Welk geoefend penseel heeft ooit deze kleurverscheidenheid weten samen te brengen? Welke bekwame hand heeft deze kleuren zooals de natuur weten te leiden? Dààr schijnen zij als door het toeval verward door elkander gesmeten: hier zijn zij met al de zorgen der kunst geplaatst. Overal is keus en overvloed. De bloem, het jeugdige loover en de schaduwe, zoo afwisselend en zacht vermengd, bieden ons eene volkomene tegenstelling, en toch eene overeenstemming vol bekoorlijkheden aan. Wat is het weefsel, waarop de natuur hare schatten ontplooit, toch fijn en gevoelvol. Welke les van vertrouwen in de toekomst, in de bestemming van den mensch, geeft ons dit schouwspel niet? Indien het wezen dat alle menschen God noemen, deze ondergeschikte wezens met eene onafgebrokene zorg bewaakt, zoo hij deze ongevoelige schepselen met een zoo schitterend tooisel bekleedt, zal hij dan de zorgen van het reuzenwerk zijne handen, den mensch, verwaarloozen?
Wat is het verleidend en zoet, te midden der bloemen te leven! Wat is er meer geschikt, om den mensch op te wekken en te verkwikken naar geest en lichaam dan eene wandeling door tuin en veld! Men moet zich dan ook niet verwonderen te zien dat de koningen soms van hunne troonen afklimmen, zich aan de weelde, de pracht hunner hoven onttrekken, om in de bloementuin te dwalen, en er de frischheid van de bekoorlijke bloemen te komen inademen. Men moet er zich niet over verwonderen, dat de machtigen soms hunne vervelende, gewetenlooze vleiers, hunne gulden vertrekken verlaten, om in de liefelijke bloemengaarden te dwalen.