De Vlaamsche School. Jaargang 15
(1869)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijLodewijk de Potter.Den 18n Februari is te Gent, na eene korte ziekte, overleden de heer Lodewijk de Potter, Vlaamsch letterkundige, oudleeraar van het middelbaar onderwijs. De heer Lodewijk de Potter werd geboren te Rumbeke den 22n September 1792. Eerst leeraar der dichtkunst in het college van IJperen, van 1 November 1812 tot 7 September 1818, vervulde hij, sedert dit laatste tijdstip tot 18 October 1845, de betrekking van leeraar aan het koninklijk atheneum te Gent, waar hij ook, sedert 7 April 1836 tot 24 Augusti 1850, overste van het college was. Toen de Potter leeraar was in het college van IJperen, maakte hij, als eerelid, deel van het rederijkersgenootschap dier stad. Op het laatste der Fransche overheersching was er tusschen de Vlaamsche maatschappijen van Brugge, Kortrijk, IJperen en Oostende een bond gesticht, met het doel om de ambtelijke propaganda ter verspreiding der Fransche taal in Vlaanderen tegen te werken, door middel van letterkundige wedstrijden, beurtelings door een der vier genoemde leden uitgeschreven. Dit was het Vlaamsch Verbond van die dagen, hetwelk, vooral in West-Vlaanderen, eenen aaazienlijken invloed op de burgerij heeft uitgeoefend, en als de eenigste ernstige poging moet aangemerkt worden, tijdens de overheersching der Franschen gedaan om vaderlandsche taal en zeden tegen vreemde spraak en denkbeelden te handhaven. Te Gent gekomen, werd de Potter er weldra lid van de letterkundige afdeeling, die zich bij de aloude maatschappij de Fonteinisten had aangesloten, en waar hij, benevens de West-Vlaamschen dichter Leo d'Hulster, Kesteloot, Hye-Schoutheer en andere geleerden, zijnen iever voor de vaderlandsche letteren liet blijken. Kort nadien stichtte hij te Gent, met professor Schrant en eenige andere taaloefenaren, de maatschappij Regat prudentia vires, eigenlijk de oudste maatschappij van Nederlandsche letterkunde dezer stad, die tot het jaar 1830, onder het voorzitterschap van Schrant, bloeide, maar op dat tijdstip, door het vertrek der Hollandsche leden, te niet ging. Bij de inrichting van het Vlaamsch Verbond, te dezer stede, werd hij gekozen tot lid van het bestuur, en nam, gedurende eenige jaren, het voorzitterschap dezer vereeniging waar. Zijn hooge ouderdom dwong hem echter af te treden, maar toch bleef hij deel maken van het bestuur, hetwelk hij door zijnen voorbeeldigen iever voor de goede zaak opwekte en stichtte. De lange, getrouwe diensten, die L. de Potter aan het openbaar onderwijs, en vooral de vaderlijke zorgen, welke hij den inwonenden leerlingen van het atheneum, met eene in onze dagen uiterst zeldzame belangloosheid, bewezen had, konden niet onbeloond blijven. Tijdens zijn beheer telde de kostschool van genoemd onderwijsgesticht ruim 80 leerlingen, welk getal sedert dien niet meer is bereikt geworden. Leopold I vereerde den waardigen man in 1859 met het ridderkruis zijner orde, dat zeker bij weinig anderen zóóveel eerbied voor braafheid en verdiensten kon inboezemen. De heer Lodewijk de Potter telde enkel vrienden. Hij was een bij uitstek rechtschapen, vredelievend, gedienstig man, en in den huiselijken kring het voorbeeld der schoonste deugden. Reeds vroeg beoefende hij de vaderlandsche letterkunde. Zijne eerste proeven waren overzettingen van de Latijnsche dichters, in de Nederduitsche Letterkundige Jaarboekjes en andere bundels opgenomen, en die gevolgd werden door eenige andere stukken, welke de echt gemoedelijke ziel des braven, christelijken mans geheel weêrspiegelen. Nog in zijne laatste levensjaren nam Lodewijk de Potter een werkzaam deel aan de taaloefening en de verdediging der Vlaamsche rechten. Men ontmoette hem op het banket, ter eere der Grievencommissie te Gent ingericht, op het letterkundig congres te Brugge, op iedere Vlaamsche meeting, te Gent gehouden, op den landdag te Antwerpen, op het Davidts-feest te Leuven. Nog hoopte hij, dit jaar het congres te Leuven te kunnen bijwonen. God heeft den brave tot zich geroepen. Maar zijn ijver voor de volkszaak, die vele jongere strijders beschamen kon, en de vele diensten, door hem aan 't openbaar onderwijs bewezen, zullen dankbaar herdacht worden. Lodewijk de Potter werd door een aanzienlijk getal personen, zijne oudleerlingen, in Oost- en West-Vlaanderen om te meest geacht en bemind. Nog in den avond zijns levens beoefende hij de dichtkunst met evenveel genot als in zijne jeugd. Wij kennen van hem, onder andere, twee onuitgegeven dichtstukken van langen adem: De mensch in de natuur (onvoltooid), en de Moederliefde, beide tot het vak der beschrijvende poëzie behoorende. Het ware wenschelijk, dat zijne voornaamste gedichten, in eenen bundel vereenigd, konden uitgegeven worden. De lijkdienst, gevolgd van de begrafenis, had plaats den 20n Februari. Een groot getal vrienden en oudleerlingen van den algemeen geachten man waren in de kerk aanwezig: de letterkunde, het onderwijs, de balie, de schoone kunsten, handel en nijverheid waren er vertegenwoordigd. | |
[pagina 32]
| |
De begrafenis had op het kerkhof buiten de Brugsche poort plaats. Bij het graf werden twee lijkredenen uitgesproken: een lid des bestuurs van het Vlaamsch Verbond bracht, namens die vereeniging, in treffende woorden, hulde aan de verdiensten en deugden des uitstekenden mans, waarna de heer vander Vin, namens het atheneum, het woord voerde. De Nederlandsche letterkunde in België verliest in Lodewijk de Potter eenen harer oudste beoefenaren: wij kennen slechts den heer Vervier,Ga naar voetnoot1 die drie jaren meer telt. De Vlaamsche beweging verliest in Lod. de Potter eenen harer deftigste en meest overtuigde voorstanders. Met droefheid brengen wij zijner nagedachtenis den tol van onze levendige erkentenis, voor de blijken van de innige vriendschap, waarmede hij ons heeft vereerd. Frans de Potter. |
|