Het puntdicht van Sannazar.
Het volgende puntdicht van Sannazar, op Venetië, werd door den senaat der Lagoenenstad met eene som van 600 scudi, - eene groote som voor den tijd, waarin de poeëet leefde - beloond. Inderdaad, 100 scudi voor ieder vers.... dat kan er zeker door!
Mochten onze Vlaamsche rijmbazen nu en dan zulke welvergolden puntdichten leveren.... maar neen! Het papier zou te duur, en de concurrentie op den Helikon, nu reeds zoo groot, te lastig worden.
Ziehier Sanazar's stukje:
Viderat Hadriacis Venetam Neptunus in undis
Stare urbem et toto ponere jura mari.
Nunc mihi Tarpejas quantum vis, Jupiter, arces
Objice et illa tui moenia Martis, ait.
Si pelago Tyberim praefers, urbem adspice utramque,
Illam homines dices, hanc posuisse Deos.
Dat wil in 't Nederlandsch zeggen:
Neptunes zag in 't meer van Hadria, 't verheven
Venetië aan al de zeeën wetten geven,
En sprak: ‘Vergeefsch, Jupijn! wilt gij Tarpajan's slot
Mij roemen, en den wal van uwen ouden Oorlogsgod;
Ziet beide steden aan; ik weet, gij zult het zeggen,
Schoon de Oceaan moest bij den Tiber achterleggen,
Die is slechts menschenwerk, maar deze is in het zout
Der golven door de macht van Oppergoôn gebouwd.