den handel voorstellende, bekroonen de gevelvelden der kleine verdieping. Op het toppunt van het gebouw de maagd van Antwerpen, gezeten in een schip, met in de linkerhand de slangenroede van Mercurius en in de rechter een olijftak (zinnebeelden van handel en vrede). Op de hoeken, kindjes die standaarden vasthouden met de stedelijke vlag (rood en wit); horens van overvloed, reukvazen, bloemfestoenen, wapenschilden volledigen het bovengedeelte, waarvan het hoofdvak een tafereel bevat, voorstellende: den hertog en de hertogin van Brabant omringd van Maria-Theresia, Maximiliaan van Oostenrijk, keizer Karel, Baudewijn den Zachtmoedige, graaf van Vlaanderen, en hertog Jan II, gezegd den Vredelievende. Twee cupidos zweven in de lucht en houden twee ringen, in den vorm van gekronkelde serpenten, zinnebeeld eener eeuwige vereeniging. De andere tafereelen, in de tusschenruimten der pilaren geplaatst, stellen voor: de krijgsdeugd, de burgerdeugd, de godsdienstige deugd en de huishoudelijke deugd. De krijgsdeugd is afgebeeld in de gedaante van Boduognat, die, gezeten op een ongezadeld paard, de Romeinen nedervelt; Karel-de-Groote zijne wetten voorschrijvende, verbeeldt de burgerdeugd; de godsdienstige deugd is verpersoonlijkt in de H. Elizabeth van Hongarië, die hare goederen aan den arme schenkt en de stille huiselijke deugd heeft haar zinnebeeld in de koningin Louisa-Maria, omringd van hare kinderen.
De twee eerstgenoemde deugden waren toegewijd aan den hertog van Brabant, Leopoldus-Lodewijk, de twee andere aan de hertogin Maria-Hendrika.
Het gebouw prijkte met saâmgestrengelde opschriften, te weten, het eerste:
S.P.Q.A.P.C.
het tweede:
Leop. Ludov. Ph.M.V. - Maria, Henr. Anna.
Deze opschriften laten zich als volgt vertolken.
Opgericht door den Senaat en het volk van Antwerpen, ter eere van Leopoldus-Maria-Philippus-Victor en van Maria Hendrica-Anna.
Het zal onnoodig zijn hier bij te voegen, dat de hertog en de hertogin van Brabant van 1853, thans België's regeerende vorsten zijn.