De Vlaamsche School. Jaargang 14

Schetsen van Nederlandsche Toonkunstenaars, meest allen tot hiertoe weinig of niet gekend.

STORM (jufvr. Johanna), dochter van Simon Storm, leefde op het einde der 17^e eeuw en beoefende de muziek. De dichter Dirk Schelte, wijdde haar de volgende regels:

In 't muzijk-boek van de dogter van den heer Simon Storm, 's avonds daar ten eeten geweest, den 1 December 1672.

'T hel klinkend keel geluit,
En 't dreunend zwier der vingren,
Die op zimbaal en fluit,
Gelijk een blixem slingren;
Doen mij van u, op heede,
Steets zegge en 't heeft rede!
Muzijk-konst is geraakt,
In de alderbeste vorm,
Dat toond ons hier volmaakt,
Joffrouw Johanna Storm.

TEGELBBERGH (Theodoor). Verscheidene werken maken gewag over het talent van dezen clavecimbelspeler die te Dordrecht is geboren. Iets bijzonders hebben wij nopens hem niet vernomen.

TELLER (Max), in de XVII^e eeuw geboren, deed godsgeleerde studiën en beoefende ook de compositie. Wij weten niet, wie, in dit vak, zijn leermeester was. In den beginne der voorgaande eeuw vinden wij Teller als priester aan de groote kerk van Maastricht verbonden. Van hem werden uitgegeven: Musica sacra, stylo plane italico et cromatico pro compositionis, amatoribus, eonplectens 9 motetta brevia de tempore et 2 missas solemnes, Augsburg, 1726, alle lofzangen voor vier stemmen. Van Teller werd te Augsburg nog een tweede werk gedrukt, behelzende vier missen en vier lofzangen, voor vier stemmen, met begeleiding van twee violen, alto-viool, basson en bassecontinue.

TUBEL (C.T.), in Duitschland, rond 1720, geboren, vestigde zich te Amsterdam, als muziekleermeester, bijzonder voor het toonzetten. Hij heeft te Amsterdam uitgegeven: Korte onderrigtinge der musijk, met de daar bij gevoegde 77 handstukjes voor het clavier, benevens eene korte behandeling van het contrapunct (1767). In Brunswijk heeft men van Tubel eene cantate gedrukt, getiteld Ino (1768). Deze bekwame meester overleed in Duitschland, op het einde der voorgaande eeuw.

VAET (Jacobus), priester en een der arbeidzaamste toondichters der Nederlandsche school uit de XIIII^e eeuw. Hij werd geboren in 1500 en stierf rond 1566. Wij hebben niets kunnen ontdekken nopens het leven van dezen toonkunstenaar, tenzij dat hij, onder de regeering van keizer Karel V, zanger der keizerlijke kapel te Weenen was. Men heeft van hem: 1. Te Dominicis diebus, 2. Pro omnibus festivit atibus, 3. Curritoe foelices, 4. Egressus Jesus, 5. Siqua fides, 6. Jam pridem, 7. Gratus

[p. 48]

in Austriacam, 8. Romulidum envicti, 9. Miserere mei Deus, 10. Salve Regina, 11. Dom complerentur, 12. Discubuit Jesus, 13. Euge serve bone et fidelis, 14. Videns Dominus flentes sonores Lazari, 15. Filiae Jerusalem venite, 16. Fortitudo mea et laus, 17. Heu mihe Domine, 18. Quoties diem illum considero, 19. Beata es et venerabilis virgo, 20. Reges terrae congregati sunt. 21. Pascha nostrum imnolatus est Christus. 22. In tenebris nostrae.

Al deze werken berusten in de bibliotheek der Maatschappij tot bevordering der toonkunst te Amsterdam. De compositiën zijn in 4, 5, 6 of 8 stemmen. Hij heeft ook een Te Deum gecomponeerd en in den Jardin musical contenant de chansons à quatre parties, gedrukt te Antwerpen, bij X. Waelrant en Jan Laet, vindt men van Vaet eenen vierstemmigen Franschen leidzang.

Edw. Gregoir.